Nieuws

Digitale ideeënbus stadsdeel, het aantal voorstellen valt tegen. Wat zegt dit over de participatie van burgers?

Bewoners hebben even goede, zo niet betere, ideeën als het stadsbestuur, stelt het huidige stadsbestuur. Het is een opvatting die al langer door Amsterdam waart. Voor het derde achtereenvolgende jaar wordt aan bewoners in Oost gevraagd voorstellen te doen om hun buurt te verbeteren.
Oosterlingen mogen plannen opperen via www.onsgebied.nl. Dat kan nog tot 1 november, en tot 1 december kan iedereen zijn mening geven over deze ideeën. Daarna beslist het stadsdeelbestuur of het idee wordt opgenomen in het Gebiedsplan 2019.

Tot nu toe (stand 15 oktober) zijn er 65 voorstellen in de digitale ideeënbus geplaatst, een wat mager aantal. Tot de populairste voorstellen behoren de vergroening van de trambaan op de IJburglaan, de redding van het strandwinkeltje op Blijburg en een basketbalveld op het Andreas Bonnplein.

Vorig jaar kwam het aantal voorstellen nog uit op 368. Het kan natuurlijk zijn dat de bewoners van Oost in de laatste weken nog massaal gaan bevallen van ideeën. Maar er kan ook een andere verklaring zijn voor het lage aantal. Vorig jaar hebben ambtenaren uit Oost massaal voorstellen ingediend – volgens de spelregels van het stadsdeelbestuur mogen ze dat ook. Bijna zestig procent kwam van henzelf. Dit jaar leveren zij (voorlopig) net iets meer dan een kwart.

In een toelichting op onsgebied.nlschrijft het stadsdeelbestuur dat deze manier van werken een proef is. Om na te gaan of de proef is geslaagd wordt gekeken ‘of dit proces van co-creatie kan leiden tot (…) een hogere mate van participatie’. Hoger dan wat, vraag je je dan af.

Voorstellen die in 2018 de eindstreep haalden kregen doorgaans niet meer dan een handjevol stemmen; de best scorende plannen kregen er rond de vijftig. Op dit moment zijn er op de 65 nieuwe ideeën bijna 450 stemmen uitgebracht, waarvan veruit de meeste vóór. Maar, zo zeggen de spelregels, het stemmen op een voorstel geldt niet als stemmen, maar als een ‘globale indicatie van draagvlak’. Blijft de vraag hoe dun of dik dat draagvlak zou moeten zijn om vast te stellen dat er sprake is van ‘een hogere mate van participatie’.

Door Harko van den Hende