Nieuws

In het Oosterpark, vogels tellen voor de atlas: ‘Iets bijzonders moet je eruit vissen’

Amsterdam krijgt een vogelatlas. Ook in Oost word in alle straatjes en stegen geteld. Er zijn nu al duidelijke verschillen te zien met inventarisaties van twintig jaar geleden.

Een tjiftjaf, koolmees, pimpelmees, roodborst, kraai en kauwtje, dat zijn de vogels die Jan Timmer (66) hoort als we even blijven stilstaan bij de ingang van het Oosterpark. Om ons heen is het een komen en gaan van mensen. “Tjif, tjaf, tjif, tjaf,” imiteert hij het geluid van de vogel. Timmer telt mee voor de Vogelatlas Amsterdam, die wordt samengesteld door leden van de Vogelwerkgroep.

Hiervoor is de stad opgedeeld in hokken van 1 kilometer. Timmer telt dit broedseizoen vier keer het hok dat loopt vanaf het Oosterpark tot het Muiderpoortstation en van het uiterste puntje van Frankendael tot de Ringvaart. Vorig jaar telde hij ook dit gebied, maar dan de wintervogels. Voor de tellingen gaat hij nog vóór zonsopgang van huis. 

Timmer heeft een verrekijker om zijn nek, maar het inventariseren doet hij vooral op zijn gehoor. De atlastellingen zijn inschattingen. “Je schat in hoeveel er van een bepaalde soort zitten in een gebiedje,” legt Timmer uit. “In al die binnentuinen zitten best veel vogels – maar die zie je niet. Ik luister hoeveel ik er hoor en dat extrapoleer ik. Als er iets bijzonders zit, is het zaak dat je die eruit vist.”

Nog zoiets lastigs: als je een vogel ziet of hoort, hoeft het nog niet meteen te betekenen dat hij daar ook daadwerkelijk broedt. “Roodborstjes moet je mee uitkijken, dat zijn nu gedeeltelijk nog vogels die gaan wegtrekken, naar noordelijker streken. Pas als ze er over een paar weken nog zitten, kan je er zeker van zijn dat ze hier broeden.”

Een bijzondere soort die Timmer in ‘zijn’ hok waarnam is de holenduif. “Je hoort ze zelden en dan roepen ze heel zacht oe… oe… Hij lijkt bovendien op de houtduif en zit vaak verborgen, hoog op takken van bomen.” Ook zag Timmer tijdens de wintertelling een grote gele kwikstaart vlak achter het Muiderpoortstation. “Dat is een soort die in de gebergtes van Midden-Europa broedt. Als het daar ’s winters te koud wordt, trekken ze hierheen.” Op diezelfde plek zag hij een koperwiek. 

Timmer vindt het leuk om te inventariseren: “Je bent buiten en het is leuk om te weten welke vogels waar broeden.” Met een atlas vang je een tijdsbeeld, verklaart hij. Vergeleken met twintig jaar geleden zijn het aantal halsbandparkieten en grote alexanderparkieten explosief gegroeid. “In 2006 was het eerste broedgeval van een grote alexanderparkiet in het Beatrixpark. Op sommige plekken zit hij nu meer dan de halsbandparkiet.” Ook een exoot als de nijlgans nam flink toe. 

De bosvogels doen het ook goed in de stad. Terwijl de grote bonte specht vroeger zeldzaam was, broeden er nu ‘aardig wat’. Boomklevers idem dito, zij het in mindere mate. Timmer: “Maar buiten de bebouwde stad nemen weidevogels juist af: kievit, grutto, tureluur: met die soorten gaat het slecht.”

Naar verwachting verschijnt de atlas in de loop van 2022 bij KNNV Uitgeverij.