Over de brug kwamen ze, capuchons over hun hoofden, ze liepen niet maar veroverden: een vijfmans leger. In november valt het donker altijd eerder dan je denkt en er was geen maan maar ik zag ze komen. Wijd uitwaaierend usurpeerden ze het kruispunt naast mijn huis – je zag dat het jongens waren, sommigen hadden de baard nog niet eens in de keel, en toen ze stil stonden begonnen ze met schreeuwen.
Ik zal niet opschrijven wat ze schreeuwden door de lege avond heen. Hun woorden kaatsten tegen muren, bleven hangen in de kruinen van de afbladderende bomen, schoten over het water van de sloot. Ik schrijf het toch maar op, want iedereen kon het horen en niemand zei er wat van, niemand kwam naar buiten om de jongens aan hun capuchons terug naar huis te slepen en af te leveren bij hun vader of hun moeder – dit is uw zoon, meneer, mevrouw. Kijkt u er eens naar om.
HEVUILEFLIKKERVIEZEGOREVUILELUlLIKKERHOMOHOMOHOMOGOREVIEZEVUILEGORENEUKZAK.
Van de andere kant van de brug, het chique gedeelte van de wijk, kwam nu ook lawaai, ongeveer dezelfde woorden, maar moeilijker verstaanbaar. Daar woont het groepje luxejeugd dat fietsbanden leeg laat lopen en zwaar vuurwerk door brievenbussen duwt en er ook de parkeermeter voor mijn huis mee opblies. Ook die hebben vaders en moeders. En ook die hebben er kennelijk geen moeite mee dat hun luxekinderen ’s avonds lopen te schelden op straat.
De jongens schreeuwden heen en weer. Ik dacht aan West Side Story. Jongens zijn het, dacht ik, bezig met rudimentair jongensgedrag. Zoals herten burlen in de herfst, zo schreeuwen de jongens. Maar die woorden, die ongetemperde agressie. En het ging maar door. GOREHOMOVIEZEKLOOTZAKIKKOMJENEUKEN.
Ik deed het raam open en zei er wat van. De jongens schrokken een halve seconde, zetten hun schoenen toen steviger op de straatstenen en richtten zich collectief tot mij, de verse vijand. HEGOREVUILEVIEZEFLIKKERHOUJEKOPGOREHOMOIKGASTEENDOORJERAAMGOOIENVIEZEVUILEGEK.
Het was zaterdagavond en er was geen ander geluid in de wijk dan dit. Er was geen politieauto te zien. Sinds een tijdje patrouilleren politieauto’s stelselmatig in mijn straat. Een keer of zes per dag. Ze komen niet voor de ouders die hun BMW’s op de stoep parkeren om hun kinderen naar school te brengen, ze komen voor de burlende jeugd. Het epicentrum van de jeugdige ongehoorzaamheid is het schoolplein, hoorde ik, en daarom hebben gemeente en politie besloten te patrouilleren. Alsof dit Detroit is – ik ben weleens verdwaald geraakt op een zaterdagavond in een voorstad van Detroit en dat ziet er anders uit.
Dit is gewoon een stille Amsterdamse nieuwbouwwijk. Daar heb je veldwachters met snorren nodig die de jeugd aan hun capuchons terug naar huis slepen en afleveren bij hun ouders: dit is uw zoon, meneer, mevrouw. Kijkt u er eens naar om.
Maar zo gaat dat kennelijk niet meer.
Het is, merkte ik dit weekend op het voetbalveld, een aparte gewaarwording als je vier jongens van een jaar of tien vraagt van het veld te gaan omdat er een wedstrijd bezig is, en dat ze dan blijven staan en zeggen MAARWAAROMDANNIEMANDHEEFTERLASTVAN. MAARWAAROMDANDATISTOCHNIETEERLIJK. KLOOTZAK. Rudimentair jongensgedrag – maar dit gaat verder, dit zijn jongens die nooit geleerd hebben iets, wat dan ook, te accepteren: ultiem egoïsme.
Waar halen ze die levensopvatting vandaan?
Omdat het parkeren op de stoep voor mijn huis wat uit de hand liep, vroeg ik een basisschoolmoeder of het mogelijk was dat ze haar auto even iets verderop zou parkeren. Ze keek me aan – ze was netjes in mantelpak, klaar voor een spetterende dag op een chic kantoor, en zei LAZERTOCHOPKLOOTZAK. En terwijl ze haar kinderen het kruispunt over sleepte, het schoolplein over, de school in, hoorde ik haar woorden langzaam wegsterven. FUCKINGASSHOLEFUCKOFFYOUCREEPFUCKINGFUCKINGFUCKINGASSHOLE.