Precies bij Utrecht wordt de jongste misselijk. In een reflex slinger je jezelf tussen de voorstoelen door, met je rechterhand maaiend naar een rol wc-papier, met je linker het onderwijl opengeslagen pedaalemmerzakje onder haar neus duwend.
Ach, dat kan er ook nog wel bij. Aan het ‘op vakantie gaan’ is toch al een soort oorlog vooraf gegaan. Het is welbeschouwd een wonder dat je complete gezin in de auto zit – dat er niet iemand voortijdig gesneuveld is.
Om überhaupt weg te kúnnen immers, moet je nog een hele lijst van werkzaamheden wegwerken. Terwijl de kinderen met hun plots aangebroken zee van tijd jouw geraffineerd opgestelde timemanagementsysteem om zeep helpen. En je daarmee zo vlak voor de lange autorit precies op het randje van overspannenheid weten te brengen.
Maar toch, exact een dag voor vertrek is het werk gedaan en kunnen de kampeerspullen bij elkaar geraapt, de wassen gedaan en de tassen ingepakt. Jij bent er klaar voor dan. De kinderen ook – die staan al dagen om je heen te stuiteren.
De man, volgens jouw timemanagementlijstje verantwoordelijk voor het inpakken van de auto, moet op het moment suprême ‘nog even iets belangrijks doen’. Wat, dat weet je niet, maar je probeert rustig te blijven.
Uiteindelijk zit je in de auto, ogenschijnlijk ontspannen, met een thermoskan koffie tussen je benen en het frisgewassen beddengoed geraffineerd tussen de kinderen op de achterbank gedrapeerd. Het past weer allemaal precies, zei hij nog trots op de vroege morgen, toen hij er ook klaar voor was.
Je zucht, terwijl je een knoop in het kotszakje legt. Nog maar 1000 kilometer te gaan.
Fijne zomervakantie!