Uit-praten

‘Het is niet eerlijk. Iedereen doet het!’
‘Helemaal niet, dat denk je maar.’
‘Doe je ogen toch eens open. Geloof me. Iedereen gaat vreemd. Vroeg of laat.’
‘Nou ik niet.’
‘Nog niet.’
‘Nooit.’
‘Maar schatje, wij hebben toch niets meer. Nu in ieder geval niet. Dan heet het niet eens vreemdgaan.’
‘We zouden nadenken. Nadenken hoe het verder moet tussen ons. En dan neuk jij maar wat.’
‘Moet ik dan net als jij bij m’n moeder op de bank gaan zitten?’
‘Er is ook nog een tussenweg hoor, tussen neuken en bij je moeder zitten.’
Er viel een enorme stilte.
Frank krabde een paar keer aan zijn wang. Hij keek naar buiten.
‘Wat wil je nou eigenlijk?’
Ze zei niets terug.
‘Je weet het zelf niet hè!? Wat wil je van me? Met dit gezeur wordt het er echt niet beter op.’
Ze begon te huilen en snikte dat ze nooit had gedacht dat hij ooit zou doen wat hij gedaan had.
Frank vloekte. Dat deed hij niet vaak.
‘Hoe heet ze dan?’
‘Ze heet Monique.’
‘Gatver. Echt? Wat een naam. Een truttennaam. Mo-ni-que.’
‘Ik noem haar Mo. Of Mooitje.’
‘Schattig hoor.’
‘Je wilde het toch weten?’
‘En wanneer zie je Mooitje weer?’
‘Dat weet ik niet.’ Weer krabde hij zijn wang. Hij schoof op zijn stoel.
‘Je zit te liegen.’
‘Helemaal niet.’
‘Wel en daarom vond ik je juist zo leuk, omdat je nooit kon liegen. Je oren zijn heel rood nu.’
Ze stond op.
Hij ook. Hij zei dat hij niet wilde dat ze huilde.
Zij zei dat ze niet wilde dat hij met iemand anders neukte en al helemaal niet met Mooitje.
Hij zei dat het raar klonk wanneer zij Mooitjes naam zei.
‘Bedoel je onnatuurlijk?’
‘Ja, dat en onwerkelijk, alsof ze niet echt bestaat. Nooit heeft bestaan.’
Ze keek hem aan. Wilde het liefst naar hem toe lopen. ‘Zullen we dat doen?’ Ze wilde rustig overkomen… ‘Doen alsof ze nooit heeft bestaan?’
Hij schudde even met zijn hoofd. Even leek het een nee, maar hij schudde vast een of andere gedachte weg. Knikte toen.