Op de Populierenweg passeert een donkerharige vijftiger in vale spijkerbroek. Vanaf zijn damesfiets kijkt hij licht verbeten in mijn richting. Net als ik me begin af te vragen of mijn haar vreselijk niet goed zit, houdt hij halt. Voorzichtig begint hij te praten.
‘Hallo. Hoi. Je moet het in andere tassen doen, doorzichtige tassen. Deze gooien ze zo… HUP! bij het restafval. Net als die grijze vuilniszakken. Dat was vanochtend op het nieuws.’ Aldus besluit hij zijn milieubewuste betoog, omslachtig achterom kijkend. Wat een godvergeten drama is het ook eigenlijk, dat gescheiden afval. Wanhopig kijk ik van de oranje plasticbak naar mijn blauwe plastic zak, die bol staat van het afvalplastic. Wil ik dit idealistische geklooi nog, vraag ik me ineens af. Vanuit het totale niets verschijnt een kleine mevrouw met zonnebril.
‘Ja, het was op het nieuws’, zegt ze resoluut. Iedereen kijkt het nieuws behalve ik. ‘Maar hier kun je wel doorheen kijken hoor!’ vervolgt ze, mijn zak hevig inspecterend. ‘Deze mogen wél hoor, meneer!’ schreeuwt ze belerend richting de straat. Meneer knikt instemmend van achter zijn bedachtzame bril en fietst weg, de Linnaeusstraat in.
‘Ik prop het altijd in tassen van Dirk van den Broek, maar daar kun je ook niet doorheen kijken!’ roept de mevrouw opgewonden.
‘Dan was deze nieuwsuitzending een mooi leermoment voor u!’ zeg ik, en tik haar bemoedigend op de schouder.
‘Nee hoor, ik stouw het gewoon in m’n tas en kieper het om in die bak!’ Ze lacht baldadig. Haar rimpels, bewijs van karrenvrachten levenservaring, glinsteren in het felle zonlicht.
‘Maar willen ze het niet in afgesloten tasjes?’ vraag ik. Vroeger was ik het braafste jongetje van de klas. In gedachten zeker niet, maar in daden zeker wel.
‘Nee hoor, niks mee te maken! Ze doen het er maar mee!’ Haar grimmige blik verraadt dat ze klaar is voor revolutie. De burgerlijke ongehoorzaamheid van een wereldverbeteraar. Ik hou er wel van.