Dochterlief en ikzelf hebben de Albert Heijn in Oostpoort bijkans leeggekocht, want we waren er al eventjes niet meer geweest. Mijn lievelingskleuter is dolblij met nieuwe Diksap. Fanatiek stouwen we onze levensmiddelenberg in duurzame tassen, omdat de volgende klant zich alweer aandient. Het is een vage man in een onduidelijke jas. Hij praat luidruchtig en snel tegen de caissière, maar op een of andere vreemde manier versta ik hem nauwelijks. Hij scoort goedkope pils en een voorverpakt advocaatje met slagroom, wat zijn pensioengerechtigde leeftijd verraadt. Als de volgende pensionado in de rij zijn luxe biertjes afrekent, kijkt de caissière de vage man verbluft na.
‘Heeft hij nou iets meegenomen? Hij steekt het zo in zijn zak,’ prevelt ze terwijl ze gewoon niet gelooft dat het echt waar is.
‘Oké, maar moeten we niet iets doen, nu? Dit lijkt me niet heel erg de bedoeling?’ vraag ik terwijl de onduidelijke jas met relaxte tred naar buiten verdwijnt.
‘Weet ik niet…’ stamelt ze van onder haar kleurige hoofddoek. Ze pakt de telefoon en legt de netelige situatie voor aan een onzichtbare collega. Prompt komt er van achter de klantenservicebalie een blond meisje aan huppelen. Ze is in vol ornaat, haar witblauwe AH-jasje zit als gegoten. Vragend kijkt ze in onze richting.
‘Het is die oude meneer met capuchon. Hij heeft iets meegenomen en niet betaald,’ verduidelijkt de caissière.
‘Waar ging-ie heen dan?’ vraagt het blonde meisje.
‘Weet ik niet, maar hij loopt heel rustig.’ Het blonde meisje wacht een halve seconde, haalt haar schouders op.
‘Tsja, ik ga niet de regen in,’ zegt ze beslist. Ze keert ons de rug toe en stort zich weer op het klantenservicegeweld. De caissière lacht een ongemakkelijke glimlach.
Dochter heeft het allemaal aangehoord en aangezien. Haar blonde krullenbos is er stil van. Haar gezichtsuitdrukking toont een mengeling van angst en ongeloof.
‘Papa, was dat nou een echte boef?’ vraagt ze.