Zeggen of niet zeggen

Buiten regent en waait het vreselijk, maar binnen brandt de houtkachel. Iedereen is terug van crèche, school en werk. De katten liggen languit in hun mandjes. Het gezin zit aan tafel.
Ik heb noedels met kip en broccoli gemaakt. Dat is snel klaar en altijd goed. De meisjes eten meer met hun handen dan met bestek, daar zou ik echt iets van moeten zeggen. Deetje (3) haalt alles wat groen is ertussenuit en legt het aan de rand van haar bord. Ook daar zou ik iets van moeten zeggen. Maar ik wil de sfeer niet verpesten.
‘En hebben jullie vandaag nog iets meegemaakt?’ vraagt man na een tijdje.
‘Nou!’ zegt Jeetje (8) meteen. ‘Toen we aan het stillezen waren, stak Arjanus ineens zijn piemel in mijn mond.’
‘O, zo.’ Man en ik kijken elkaar aan, onze mond vol broccoli. We weten dat we nu niet hysterisch moeten gaan doen. Dus nadat we de broccoli weggewerkt hebben, vragen we rustig door. Waar vond het plaats? Wat was er precies gebeurd? Wat waren de motieven van deze Arjanus? Die we ons overigens beiden helemaal niet voor de geest kunnen halen. Het bleek dat de betreffende jongeman een boek over het menselijk lichaam aan het lezen was en toen zijn geslachtsdeel met broek en al tegen haar mond duwde. Jeetje had de juf meteen gealarmeerd en hij kreeg straf.
‘Stond daar soms een plaatje van in zijn boek?’ Ik vraag het maar even. Ik weet niet wat er in die boeken van tegenwoordig staat. Jeetje kijkt me bevreemd aan. ‘Het was gewoon zo’n boek over de werking van de penis,’ zegt ze. ‘Hoe het zaadje naar het eitje zwemt.’
Ik buig me naar haar toe. ‘Zeg, als zoiets nog een keer gebeurt en de juf is er niet, dan ram je hem recht in zijn kruis. Is dat afgesproken?’
Ze giechelt. ‘Mijn moeder zegt: dan ram je hem recht in zijn kruis!’
Dat heeft haar moeder inderdaad gezegd. Waarschijnlijk had moeder dít nu juist voor zich moeten houden.
‘Als ik dat doe, mama, krijg ik straf van de juf. Wij mogen niemand slaan. Nooit.’
‘Daar hoef je niet bang voor te zijn, liefje, anders ga ik wel even met de juf praten!’ Dat zegt haar moeder er ook nog bij, terwijl ze de meisjes nog eens opschept. Volschept. De rust aan tafel keert terug.
‘En ík was vandaag in een plas gevallen!’ roept Deetje dan. ‘En toen kreeg ik een spijkerbroek van de crèche, en toen moest ik plassen maar ik kreeg de knoop van de spijkerbroek niet open, en toen heb ik bij de wc in mijn broek geplast.’
In één adem komt het er uit. De ellende.