Woensdagmorgen loop ik op ’t Gouden Ei naar mijn schoolschrijverplekje en vanuit de verte zie ik meteen al prachtige beeldgedichten hangen. Er is een hoofd met een grote muts-muts-muts en een aliën met licht-licht-lichtjes, een ijsje met een krokant-krokant-krokant hoorntje en huis met twee oog-oog-ogen. Joyce uit groep 7 heeft een prachtige dolfijn gedicht. Zie je wel hoe blij hij door het water springt? Miih! Miih!
Angely uit groep 5 heeft een hoofd gemaakt, dat een ijsje eet. ‘Wat een mooie krul zit er aan dat ijsje!’ zeg ik later in de klas tegen haar. ‘Net echt!’ Angely knikt enthousiast. ‘Ik had juist bij McDonald’s een ijsje gegeten,’ zegt ze. Ja kijk, dan weet je dat soort dingen.
In de groepen praten we nog verder na over de beeldgedichten. Daarna vertel ik in iedere groep een ander verhaal.
In groep 7 gaat mijn verhaal over een verhuizing. Ik gebruik een hoop woorden en gebaren, ik verhuis me in het zweet, zeg maar, maar de kinderen zijn niet erg onder de indruk. Wat een saai verhaal! En zo kort ook! ‘Het lijkt wel een samenvatting,’ vindt Maryam. ‘Je valt erbij in slaap,’ zegt Abdel. ‘Van zulke boeken hou ik dus niet,’ zucht Sparsh. En Gideon legt de vinger op de zere plek: ‘Er zit geen probleem in dat verhaal,’ zegt hij. En daar heeft hij gelijk in.
Jongens, kunnen we daar verandering in brengen? Nou, laat dat maar aan groep 7 over. Die arme Joram, die zo fijn verhuisd is, wordt even vakkundig terug gefloten.
De verhuiswagen verdwaalt, het huis zit bomvol geesten, het kraakt en piept overal, er wonen zombies in de keuken, o nee, de hele keuken is onzichtbaar. Gideon plaatste een spiegel, die breekt zodra je erin kijkt, maar daar zit dan gelukkig wel weer een geheime gang achter of een geheime kamer. Kijk, dat is pas een probleem! En die jongens, met wie Joram meteen zo fijn ging voetballen, blijken weerwolven te zijn. Aargh! Waar is die arme Joram nu beland?
Met groep 5 ga ik gezellig op schoolreis. Nou ja, gezellig. De meeste vijfdegroepers zitten al te dutten als ik Maartje haar vijfde krentenbol voer in de bus. Wat saai!! Er gebeurt niets schokkends!
Euh… hoe moet het dan?
Simpel: om te beginnen is de chauffeur een boef. Die rijdt met de bus door een spijker, waardoor de bus een lekke band krijgt. En dan? Tja, dan hebben de boeven vrij spel. Daar komen ze al aan. Ze ontvoeren de kinderen en geven ze maar één broodje per week. Niks krentenbollen! Sommige kinderen vinden het wel wat ver gaan en willen graag de politie erbij, maar Zakaria merkt heel slim op: ‘Dan is de spanning meteen weer weg!’ En dat is waar. Nog even opzouten met die politie. Die mag straks pas.
In het pretpark gaat het ook niet echt super. De boeven hebben zich verkleed als werknemers van het park. Sommige kinderen komen vast te zitten in de achtbaan. Anderen springen op een trampoline met een gat erin én met een val eronder natuurlijk. Wat dacht je? Echt spannend wordt het als er ook nog in het park wordt omgeroepen, dat de hekken over tien minuten dicht gaan. Lekker, als je net toevallig in een val zit! Bij aankomst op school is de bus leeg. Nee, niks met kinderen onder de banken. Echt leeg!
Met groep 6 ga ik fijn uit logeren. Gewoon met de trein naar oom en tante. En daar staat de stapel boterhammen al klaar. Ik wil net mijn eerste hap nemen als ik word opgeschrikt door gesnurk. Weer niet goed? Nee! Daar word je toch niet nieuwsgierig van? Het is niet spannend. ‘Hij doet gewoon wat iedereen doet!’ roept Amina.
Dat moet anders kunnen. Die trein bijvoorbeeld, die kan best naar Frankrijk. Jonas valt in slaap en heeft het allemaal niet zo door. ‘Waar ben ik?’ roept hij verbaasd uit als hij een croissantje ruikt.
Of, als hij dan toch zo nodig naar die saaie tante moet, dan laten we haar verdwijnen in een groepje mensen. Jonas riep nog net ‘dag tante!’ en weg was ze. Waarheen? Ja, dat is nou juist het mysterie. Of hij moet plotseling zijn veters strikken en dan pakt hij daarna per ongeluk de verkeerde koffer mee. Ha fijn, verwisselde koffers! In die koffer zit … tja, spullen van een geheimzinnige dame of nee, een foto van Jonas zelf met daarop de zin: ‘Ik krijg jou nog wel!’ En dat dan geschreven met lipstick. Of met bloed, dat kan ook. Maar ja, er kan ook geld van een bankoverval in die koffer zitten, een tikkende bom, of een mens. En trouwens, oom en tante zijn ook helemaal niet zo leuk als ze eruit zien. Wat een nare mensen! Ze schoppen Jonas zo het huis uit.
Ja, dat is andere koek. Weg met de krentenbollen, welkom bommen en bloedboodschappen!
In de komende week gaan de kinderen zelf schrijven over verhuizen (groep 7), een schoolreisje (groep 5) of logeren (groep 6.)
Tip 1: kies een of twee spannende dingen uit. Niet alles tegelijk! Want een verhaal waarin niets gebeurt mag dan saai zijn, een verhaal waarin je van een ontvoering in een ontploffing terecht komt om dan meteen in een trampolineval vol weerwolven te knallen is ook iets teveel van het goede. Je krijgt geen tijd om adem te halen! Geen tijd om al je nagels af te knabbelen van de zenuwen.
Tip 2: Bedenk de titel pas nadat je je verhaal hebt geschreven. Dat is meestal gemakkelijker.
Lees hier Anneke Scholtens eerdere blogs over haar ervaringen als schoolschrijver op t’ Gouden Ei en De Olympus.