De Jas

Dolf Jansen: ‘In veertig jaar is er in de buurt eigenlijk heel weinig veranderd’

Hij werd geboren in het OLVG en woonde de eerste vijfentwintig jaar van zijn leven op verschillende plekken in Amsterdam-Oost. Nu is Dolf Jansen (58) eens per week in Watergraafsmeer om zijn moeder te bezoeken.

Hij groeide op in de Kazernestraat op een steenworp van Artis. “Mijn oudste broer Jack zat op de Poolschool op de Oostelijke eilanden, maar toen ik de schoolgaande leeftijd kreeg, werd mijn moeder dringend geadviseerd om voor mij toch een andere school te zoeken,” zegt Dolf. “Met de toenmalige vriendjes van Jack is het denk ik niet helemaal goed afgelopen, mochten ze het überhaupt nog kunnen navertellen.”

“Als ik naar buiten keek, zag ik de kazerne en iets verderop lag de Mauritskade. Mijn moeder vertelde ons altijd dat als je daar in het water viel, je een acute longontsteking zou krijgen en dat betekende automatisch dat je doodging. Althans dat dacht ze, dat gebeurde namelijk in Ierland, de plek waar zij geboren is. Dat idee heb ik altijd onthouden, dus toen ik laatst iemand tegenkwam die me vertelde dat hij longontsteking had, dacht ik meteen: wanneer is de uitvaart?”

Jansen ging naar school op het Linnaeushof, dagelijks liep hij vanaf de Kazernestraat over de brug bij het Tropenmuseum naar de Linnaeusstraat. Langs het Oosterpark, onder het spoor door richting de Middenweg. Bij waar nu IJscuypje zit sloeg hij linksaf, langs de kerk en de tennisbaan op weg naar de nonnen, de vrouwen van wie hij toen vooral les kreeg. Daar zat de kleuterschool Maria Goretti en de Sint Lidwina. “Het was een vrij beschermde tijd en in de pauze mochten we officieel niet de speelplaats af. Met een vriendje deed ik dat wel.” Eerst naar slagerij Paul waar hij enkele koude gehaktballen kocht en iets verder op naar de drogist voor een doos negerzoenen. “Zo heetten die dingen begin jaren zeventig. Ik kan me vaag herinneren dat ik zo’n ding kreeg, wel nadat hij hem stuk had geslagen op mijn voorhoofd.”

Jansen verhuisde met zijn ouders en drie broers naar datzelfde Linnaeushof en een paar jaar later ontstond daar zijn liefde voor het hardlopen. Eind mei 1979 begon hij ermee, achteraf gezien als trendsetter: een jaar later liep Gerard Nijboer 2:09.01 op de Marathon van Amsterdam en won hij in Moskou zilver op de Olympische marathon, achter de Oost-Duitse dopingslikker Cierpinski. Het begon met twee rondjes om Frankendael, binnen een jaar liep hij elke avond, en meestal meer rondjes ook.

Volgens de overlevering zei jouw buurman altijd, als hij je zag lopen: ‘Zo Dolfie, lekker trimmen?’
“Dat is heel goed mogelijk – hoewel ik eigenlijk denk dat het mijn jongste broertje was die dat zei, met een grote grijns – en dat was een van de vriendelijker dingen die ik in de loop van die tweeënveertig jaar naar mijn hoofd heb gekregen. Ik kan me uit die tijd ook herinneren dat er een auto heel langzaam naast me ging rijden, het raampje hoorbaar openging en iemand riep: ‘Jongen ben je wel helemaal goed bij je hoofd?’ Netjes doch beledigend. Ik zei niks en sloeg rechtsaf de sneeuwstorm in… Het was mijn eerste drive-by insult.”

Die rondjes werden gaandeweg groter.
“Ik liep door de hele Watergraafsmeer, naar het oude Ajaxstadion, Diemen, langs het kanaal, het Science Park dat toen nog niet bestond, en de ring die toen nog gebouwd moest worden. Noem een straat en ik heb er gelopen.”

Later werd je lid van atletiekvereniging AV’23, waar je Lebbis oftewel Hans Sibbel ontmoette.
“Niet alleen Lebbis, maar ook mijn eerste vriendin met wie ik tot haar spijt – grapje, Ellen! – tien jaar mijn leven heb gedeeld. Met Hans trainde ik in de midden/langeafstandsgroep en altijd waren we aan het ouwehoeren. Hij had een grote bek en stond het liefste op tafel om verhalen te vertellen. Ik was vrij rustig, maar we deelden ons gevoel voor humor. Hij wilde cabaret gaan doen en had in zijn hoofd dat het in duo-vorm moest. Toen ik afstudeerde hadden we ons eerste optreden in de kantine van AV’23 als Lebbis en Jansen i.o., wat stond voor in oprichting. Of in ontwikkeling. Of ontbinding, zelfs.”

Je woont nu in Ouderkerk aan de Amstel maar bent nog wekelijks in Watergraafsmeer omdat je moeder er woont.
“Tot mijn grote vreugde. Ze woont in de Max Planckstraat nabij de sportvelden en station Science Park. Mijn moeder loopt niet meer hard, maar wandelt dagelijks lange afstanden naar Betondorp, Diemen, door Oost, eigenlijk door de hele stad… De sfeer in de buurt is heel prettig en als ik er nu doorheen loop realiseer ik me dat er in veertig jaar eigenlijk heel weinig veranderd is.”

Hoe zien je komende maanden eruit?
“Tot de zomer speel ik een show die heet: Beter dan een dvd’tje. In september begint mijn oudejaarsconference Het Jansen Vaccin, die eindigt met zes dagen in de Kleine Komedie. Dat doe ik al bijna dertig jaar, ik heb niks met tradities, maar hier maak ik graag een uitzondering voor.”


Foto: Dolf Jansen is wekelijks in Watergraafsmeer, als hij zijn moeder bezoekt. “Zij loopt niet meer hard, maar wandelt dagelijks lange afstanden naar Betondorp, Diemen, door Oost, eigenlijk door de hele stad…”