Twister

Ze staren me aan als wezen, te vondeling gelegd in de achtertuin. Ik zie ze zitten, door de schuifpui van het nieuwbouwhuis. Ze weten hoe laat ik opsta en naar de keuken loop, ze weten dat ik eerst de krant pak en dan de schuifpui openmaak. Ze beheersen zich. Ze standbeelden. Pas als de pui echt open is en ik niet kijk, vallen ze aan.
Zes katten had ik vanochtend in de tuin en wegjagen heeft geen zin. Ze weten waar ze moeten zijn, in de zomer, ze weten wie hier op vakantie is en wie niet, ze weten dat ik thuis ben en duur kattenvoer koop omdat mijn eigen katten het goedkope kattenvoer niet eten.
Het is zomer. De helft van de buren is op vakantie, en de dieren voegen zich naar de situatie. Dieren zijn aardig voor iedereen die ze eten geeft.
Ik heb het idee dat de katten in mijn tuin het zomerschema ‘vakantie buren 2012’ hebben gelezen dat de buurvrouw per email heeft verspreid. Het zomerschema – ze moesten mijn buurvrouw een lintje geven, zoveel werk heeft ze besteed aan de samenstelling ervan. Een keurige tabel. Wij doen drie weken het huis van Hans en Karin, Hans en Karin doen het huis van Cynthia en Sam, Stefan en Esther doen vier huizen tegelijk, Roel en Liliane doen mijn huis en Floor en Ewout zijn vliegende keep.
Pas als het zomerschema in de inbox komt, zie je hoe enorm de huisdierstapel is die we in zes huizen hebben samengebracht. In dit nieuwbouwrijtje leven dertien kinderen, zeven katten, zeven konijnen, vijf vissen en een hamster, een half oerwoud aan kamerplanten plus een wisselende verzameling kikkers en padden, regenwormen, naaktslakken, wandelende takken en zieke vogeltjes. Die dierentuin wordt, exclusief de kinderen, collectief verzorgd van 20/7 tot 2/9; bij het schema zijn aanwijzingen gevoegd. ‘Post op (van buitenaf) niet zichtbare plek neerleggen.’
Een socioloog zou de buurtverbondenheid kunnen afmeten aan de mate waarin de buren elkaars huisdieren verzorgen in de vakantie. Ons rijtje scoort dan 100 procent. Het zal de sociologen nog verbazen, want die geloven in de netwerksamenleving. Volgens die theorie, waarop zo’n beetje mijn hele nieuwbouwwijk is gebouwd, hebben we in deze moderne tijd geen buren meer nodig. Zo blijkt maar weer dat je sociologen en bouwers van nieuwbouwwijken nooit moet geloven.
Conform het schema ontferm ik mij drie weken over Twister, een kalme, wat obese kat met een hoge stem. Er ligt er een briefje op het aanrecht met aanwijzingen: Twister wil graag eten en drinken, de megavakantiezak met brokjes staat naast het aanrecht, en hij dient geaaid te worden. Plus planten water geven.
Dat doe ik met overgave. Ook leg ik de post en de kranten en de reclamefolders op stapeltjes – de enveloppen van de Belastingdienst onderop, zodat de buren niet meteen een emmer koud water in hun gezicht krijgen als ze terug zijn van vakantie. Dat is ervaring. Net als het ervaring is, om vlak voordat de buren thuiskomen de ramen en deuren even open te zetten, zodat de oude lucht het huis uit waait. Ook denk ik erover alvast de afwasmachine leeg te ruimen, en de inrichting van de woonkamer te veranderen. De post. Zal ik die alvast openmaken? Er zit iets tussen dat me belangrijk lijkt, iets van een instantie. Ik kan natuurlijk ook even inloggen op de laptop die ze op de keukentafel hebben laten liggen, en alvast de emails beantwoorden, dat scheelt weer wat. Emails beantwoorden is een ellendige klus, als je terugkomt van vakantie. Zal ik slingers ophangen? Dat ziet er lekker vrolijk uit.
Twister staart me aan, en schudt nee.