Volk

Net voordat ze de deur van haar huis open wilde maken, zag ze dat de deur op een kier stond. Frank was eerder thuis!? Zijn scooter stond er niet. Hij zou de deur nooit open laten staan, ook niet op een kier. Ze twijfelde of ze naar binnen zou gaan. Stel dat er ingebroken was en, nog erger, stel dat de inbreker nog in huis was.
Ze had net gelezen dat er een sleutel bestond die op alle deuren paste. Ze had er ook een filmpje van gezien. Een man met een bivakmuts steekt de super-sleutel in het slot, geeft er een tik op met een kleine hamer en open springt de deur. Dat tikken met die hamer zag er heel professioneel uit. Die inbreker ook.
Ondertussen twijfelde ze. Heel zacht begon het te regenen.
Haar buurman kwam naar buiten met een kleine vuilniszak. Hij keek niet echt gek op dat ze daar stond. Ze kon hem natuurlijk vragen of hij eerst even wilde kijken, maar als er geen inbreker was, zou ze hem toch op z’n minst moeten bedanken met een kop koffie en daar had ze echt geen zin in. Geen tijd voor ook.
De lucht boven haar werd donkerder. Het was augustus, zomer!
Haar buurman was op de terugweg van zijn container naar zijn deur, hij keek nog eens naar haar en om hem gerust te stellen dat alles oké was stak ze haar hand even op.
Misschien kon ze de voordeur verder open zetten. En naar binnen roepen. Dan riep je: volk, vollek, dus dat deed ze maar. Geen reactie. Ze riep het nog maar een paar keer, ze kreeg de smaak te pakken. ‘Volk, vollek.’ Ze bleef het roepen, ook toen ze haar huis in durfde te stappen. Ze riep het in de kamer en op de gang, ging de trap op naar boven en ook daar riep ze het.
Haar hart stond stil. Nu hoorde ze toch echt gestommel.
Toen een mannenstem van beneden. ‘Is daar iemand?’
Dat was geen vraag voor een inbreker. Ze liep naar de trap. Het was de buurman. Hij zei glimlachend dat hij de deur open had zien staan. ‘De regen kwam binnen.’
‘Oh, dank je wel, stom van me.’ Toen hoorde ze zichzelf vragen: ‘Wil je misschien koffie?’