Frank vertelde haar gisteravond in bed over Karin en Jasper. Ze waren al heel lang bij elkaar, maar meer als broer en zus zeg maar.
‘Je bedoelt dat ze het niet meer deden.’
‘Ja, dat denk ik. Ik denk inderdaad dat Jasper dat bedoelde.’
‘Wat vertelde hij dan?’
‘Nou gewoon dat ze uit elkaar gaan.’
‘Daardoor?’
‘Nou vast niet alleen daardoor…’
‘En wat heb jij gezegd!’
‘Dat ze dat maar moesten doen als dat beter voelde.’
‘Heb je niet gezegd dat iedere relatie ups en downs kent?’
‘Nee dat heb ik niet gezegd.’
‘Ga je dat de volgende keer dan tegen hem zeggen?’
‘Ik weet het niet. Ik weet niet of hij dat wel wil horen…’
‘Zeg jij alleen maar dingen die mensen graag willen horen?’
Frank dacht even na. ‘Ja denk het wel, meestal wel.’
‘Tegen mij ook? Zeg je tegen mij ook wat ik wil horen? Ben je wel eerlijk tegen mij?’
‘Natuurlijk schatje. Ik ben altijd eerlijk.’
‘Daarnet zei je iets anders.’
‘Wat zei ik dan?’
‘Draai er niet zo omheen. Jasper is je vriend, tegen vrienden moet je eerlijk zijn.’
‘Eerlijk is niet altijd fijn.’
‘Nee, dat misschien niet, maar het is in ieder geval wel eerlijk. Je hebt er meer aan. Ik wil wel dat je eerlijk tegen mij bent. Ik eis zelfs dat je eerlijk tegen mij bent.’
‘Tegen jou ben ik eerlijk.’
‘Zeg je dat omdat ik dat wil horen? Vind je me te dik?’
‘Niet weer.’
‘Nou? … Eerlijk!’
‘Eerlijk. Echt eerlijk?’
‘Ja.’
‘Nou een beetje misschien…’
‘Dit geloof je toch niet!’
‘Wat?’
‘Dus je hebt al die tijd gelogen?’
‘Nou ja niet gelogen toch…’
‘Maar je was niet eerlijk.’
‘Niet helemaal misschien.’
‘Nou lekkere vriend ben jij… Ik moet hier over nadenken.’
‘Waarover?’
‘Wat denk je? Of ik nog wel met je door wil natuurlijk.’