Een schitterende zon verhit het Diemerstrand. We zitten op strandhanddoeken, onze dochters bakken zandtaartjes. Het uitzicht biedt IJburg, vrolijke mensen in plastic kano’s en kinderen in blubberig zwemwater. Ondertussen tuurt de grootste voorgevel van het Oostelijk Halfrond vanachter haar zonnebril op twee smartphones.
‘Tsja, ik ben nu eenmaal verbonden met hem, want we hebben twee kinderen. En dat zij van jou houdt, moet zij weten. Ze blijft sowieso mijn vriendin en ik vind het niet leuk als je haar pijn doet,’ zegt ze verwijtend tegen de ene smartphone. Kennelijk probeert het slachtoffer van deze tirade terug te praten, want ze houdt even stil.
‘Wat? Hoor je me nou niet? We moeten ons ook beschermen tegen zulke klootzakken als jou! Maar je hebt het nu verpest, want je wilt ons niet uitnodigen voor je housewarmingsfeestje. Of hoe heet dat, huiswarming?’ Ze luistert kortstondig en maakt een woedend wegwerpgebaar richting haar vriendin, een meisje met groen geverfd haar.
‘Er is van alles jongen, als je me vanavond uitnodigt vertel ik alles. Maar luister, dit is openbaar terrein, ik ga hierzo niet m’n hele privéleven lopen vertellen,’ schreeuwt ze. Wat zijn columnisten toch rioolratten, denk ik bij mezelf terwijl ik dit opschrijf.
De twee kleuterkinderen van de boze mevrouw luisteren mee alsof het de normaalste zaak van Amsterdam-Oost is. Zij maken afkeurende geluiden richting mama’s telefoon. Ondertussen vind ik dat de boze mevrouw een enerverend leven heeft. Net als ik mijn eigen relatie hartverscheurend saai begin te vinden, strooit mijn lief per ongeluk zand in mijn gezicht. Ik vraag haar of ze een beetje wil opletten. Ik probeer dat vriendelijk te doen, maar het lukt niet helemaal. Vriendinlief vindt me een verwend kind en plotseling krijgen we een flitsende woordenwisseling. Ik vind haar reactie wat overdreven en daarom vergelijk ik haar, lollig bedoeld, met een tbs’er. Dat vindt ze onterecht. Maar wij hebben ineens wel een heel spannende relatie.