Het Sportfondsenbad is een ouderwets zwembad en chronisch te klein voor zijn achterland. Een burgerlijk robbertje zwemmen met het gezin kan op zaterdag van pakweg twintig over elf tot vijfentwintig over twaalf. Daarna knorren de kindermaagjes en wil ik vlug naar huis om lunch te fiksen.
Ze staan voor de Appie, uitgerekend naast mijn fiets. Vier maar liefst, in gelijke uitdossing. Groene energiemaffia. ‘Dag meneer, mag ik u een boom aanbieden?’ vraagt de olijkste.
‘Ja hoor, gezellig,’ glimlach ik, en prop zijn zogenaamde CO2 compensatiezakje in m’n achterzak. Er zitten zaadjes in.
‘Hoe duurzaam bent u eigenlijk?’ informeert hij, terwijl ik haastig mijn fiets losmaak, maar hem netjes blijf aankijken.
‘Geen idee man, ik doe m’n best.’ Mijn interesse daalt hoorbaar.
‘Hoe duurzaam bent u op een schaal van één tot Qurrent?’
‘Tot wat?’
‘Tot Qurrent.’ Grijnzend wijst hij naar het energiemaffialogo op zijn energiemaffiajas.
‘Da’s geen getal,’ schamper ik ingehouden, met fiets aan de hand. Hij lacht breeduit en overdenkt zijn volgende aanvalsgolf.
‘Hebt u de groenste energieleverancier?’
‘Hij is sowieso ontzettend groen, maar m’n vriendin regelt dat joh, het interesseert me niet echt,’ zeg ik naar waarheid.
‘Want de rekening is belangrijker?’ Hij lokt me uit de tent.
‘Zeker niet, het is allebei belangrijk. We doen behoorlijk aan groene toestanden, zonnecellen en zo.’
‘Ik kan even kijken welke energieleverancier u nu hebt, als u het interessant vindt?’ Hij swipet fanatiek op een uit het niets opgedoken iPad mini.
‘Nee, sorry ouwe, het interesseert me heel weinig. Maar ik ga dolgelukkig met drie bomen in m’n broekzak naar huis!’ roep ik opgetogen.
‘Dan wens ik u een heel groene dag!’ roept hij iets te hard.
‘Lieverd, welke energieleverancier hebben we eigenlijk?’ vraag ik als mijn alwetende orakel thuis is gearriveerd. Ze vermoedt Qurrent. We waren er allang ingetuind, kennelijk. Maar dat geeft niet. Ondanks zijn maffiose ronselpraktijken mocht ik dat groene ventje wel.