Verhuizen

De zon schijnt vandaag misschien voor het laatst. Elders op de stoep wordt een roze prinsessentent opgezet en ik lees op internet artikelen over moedermoorden.
‘Ja, we gaan verhuizen,’ zeggen de twee vierjarigen die ik onder mijn hoede heb. Ze slepen de tent meteen naar hier.
‘Het is niet jullie tent,’ zeg ik. ‘Vindt dat meisje dat wel leuk?’
Dat vindt dat meisje leuk, natuurlijk.
De negenjarige brengt het vuilnis weg, daarna het oud papier, ze loopt op stelten een blokje om, wavet op het waveboard rond mijn stoel, echoot: ‘Ik verveel me dood, echt dood.’ Aan de overkant van de straat schuiven de crèchejuffen voorbij, ik zwaai, kan niet meer op hun namen komen. Tot ze uit mijn beeld zijn verdwenen. De nieuwe buurman verlaat zijn huis op slippers, haalt zijn kinderen op bij de steiger, ze hebben nog gezwommen. Naast mij wordt een fles ontkurkt. Voorbijgangers spreken over een zoon met slaapangst. Een jongeman legt de avondkrant in mijn schoot.
‘Ik was laatst op IJburg. Het is niet goed daar.’ De waarschuwing van een kennis blijft maar door mijn hoofd spoken. ‘Het is écht niet goed daar.’