De vierjarige zegt dat ze me nodig heeft.
Het is avond, net na het eten, ik lig half op de bank, half op het tafeltje en lees een boek dat uit fragmenten bestaat. Ik hou van fragmenten. Ik word er rustig van. De houtkachel brandt. Ze komt bovenop me liggen en dan zegt ze het plompverloren: ‘Mama, ik heb je nodig.’
Ik leg het boek opzij en mijn armen om haar warme lijf. Zo liggen we een hele tijd, doodstil. Als één geheel.
Tot haar vader zegt: ‘Wie wil er een toetje?’
‘Alleen als ik na het toetje nog even bij je mag liggen,’ fluistert ze.
Ik blijf precies zo liggen als ik lag, en lees nog maar een fragment.
Na het toetje vlijt ze zich eindelijk weer op mij.
Midden in de nacht kruipt er een brandend kooltje in mijn bed.
De volgende ochtend ligt ze in mijn werkkamer op een matrasje naast mij. My little pony op de iPad. Ik hoop dat ze nooit meer weggaat.