‘Hee, hoe bevalt het in Almere,’ wordt er naar me geroepen als ik boodschappen aan het doen ben op de Middenweg.
‘IJburg,’ zeg ik zacht. ‘Het was IJburg.’
‘IJmere. Dat is toch hetzelfde.’
‘Ik woon echt helemaal aan het begin. Dat is nauwelijks IJburg te noemen.’
In mijn kennissenkring word ik gepest om waar ik woon. Oost, Indische buurt is oké, KNSM-eiland gaat net, maar IJburg kan echt niet.
Laatst kwam ik erachter dat ook de organisatrice van de literaire avond waar ik optrad met haar ‘afkomst’ gepest werd.
‘Ga jij maar op je nieuwbouweilandje zitten.’
‘Zij woont er ook hoor.’ De organisatrice wees naar mij.
Ik werd van top tot teen bekeken. Alsof het aan mijn kleding te zien zou zijn. Dat is het misschien ook wel.
Sindsdien bestaat bij mij het vermoeden dat het pesten op grotere schaal plaatsvindt. Ik schaam me ervoor dat ik me er zelf ook weleens voor schaam. Het is alsof ik met het uitspreken van de zin ‘Ik woon op IJburg’ m’n hele persoonlijkheid op tafel leg. Alsof elk mysterie verdwijnt. Je kunt me uittekenen: man, kinderen, gezinsleven. Op IJburg bestaan geen mysteries.
Op Facebook schrijft iemand: ‘De geslaagde mensen gaan aan de gracht wonen, de minder geslaagden op IJburg. Daar doen ze aan laffe seks met de buren, gaan naar Curaçao op vakantie en slikken seroxat.’
‘Hier zijn geen muizen,’ schrijf ik in kapitalen op haar prikbord.
‘Je vergeet nog dat de mannen op IJburg het hele jaar door in bermuda lopen en op slippers,’ schrijft een ander.
‘Ik wil er niet dood gevonden worden,’ schrijft iemand.
‘Ik ook niet,’ schrijf ik.
IJburg heeft een heel goeie naam bij Japanse toeristen, mijn oom Jos die architectuurliefhebber is en ik zag op televisie dat de filosoof Alain de Botton zich voor zijn boek ‘Architectuur van het geluk’ vooral heeft laten inspireren door ons. IJburg als groot voorbeeld voor avontuurlijk wonen. Pasgeleden, de zon scheen, zat ik in mijn rechthoekige achtertuin met een vriendin uit het middeleeuwse centrum. Onze dochtertjes scharrelden wat in de zandbak. Mijn oudste dochter speelde buiten met buurtkinderen.
‘Het is toch ook wel echt fijn om hier te wonen,’ zei mijn vriendin aarzelend.