WANTED FOR MURDER

Woensdagochtend word ik in mijn hoekje bestormd door kinderen, die willen weten of ik hun gedicht al heb gelezen. Poe hé, ik ben net binnen! Maar als ik eenmaal begin te lezen, begrijp ik wel waarom ze zo’n haast hebben. Ze zijn trots! En dat is geen wonder. Er hangen en liggen zoveel mooie gedichten! Ik zal eerlijk bekennen, dat ik ook niet wist, dat je van zoveel dingen en mensen afscheid kunt nemen. Er zijn heel ernstige gedichten, waarin kinderen afscheid nemen van hun opa, van hun moeder of van hun tante. Er zijn ook grappige bij, waarin schoenen worden uitgezwaaid of een bal of een tand. Tremayne neemt zelfs afscheid van een hele voetbalclub! (omdat hij gescout is, ssst.) En alle gedichten zien er prachtig uit, met veel tekeningen erbij!

In groep 7 kijken we nog even terug op het werk en omdat we het de vorige week over ‘afscheid van een boom’ hebben gehad, laat ik deze keer een heel bekend bomengedicht zien. Tenminste, het eerste couplet daarvan. Het is van een heel beroemde dichteres, Vasalis, en het heet: ‘Aan een boom in het Vondelpark.’ Het gaat zo:
Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken.
Mooi hè? De kinderen willen wel even weten wat ‘geveld’ betekent en ook ‘ruisend,’ maar verder is de zaak glashelder.

Daarna beginnen we aan iets nieuws. Omdat we zo lekker aan het dichten zijn, gaan we daar fijn nog een week mee door. Alleen wel over een ander onderwerp: ‘een plek die voor jou bijzonder is, waar je je fijn voelt.’ En nee, er mag nog steeds niet gerijmd worden. En die beroemde mevrouw dan? Die rijmt toch zeker ook met haar ‘lokken’ en ‘getrokken’ of anders wel met ‘kind’ en ‘zomerwind?’ Ja, dat is waar. Ik probeer uit te leggen, dat goed rijmen heel moeilijk is. Lamis herinnert zich nog waarom: ‘Vaak ga je de dingen een beetje raar zeggen als je naar rijmwoorden zoekt.’ Precies, alleen heel knappe dichters kunnen én rijmen én tegelijkertijd toch zeggen wat ze eigenlijk bedoelen. Mm. De klas kan zich er met moeite bij neerleggen.

Ik laat gauw mooie, rijmloze voorbeelden zien van leeftijdgenoten.* Het gaat om kinderen, die schrijven over plekken bij hun in de buurt, soms zelfs in hun eigen straat. Ze beschrijven spinnenwebben in de winter en wat je allemaal op je eigen stoep kunt doen of een rare gebeurtenis in het park, waar ze altijd spelen. Ook lees ik een verhaal voor van Roald Dahl uit zijn boek ‘Boy’ over een heel bijzondere plek uit zijn jeugd: de snoepwinkel. Wat daar allemaal gebeurde! ‘Mag die bijzondere plek ook in een ander land zijn?’ wordt er gevraagd. Ja, dat mag. En dan vliegen de goeie ideeën mij om de oren. Ivan wil schrijven over de plek, waar zijn familie in Bosnië woont, Sparsh is het liefst op het voetbalveld en Katja in haar leeshoek. Er zijn nog een paar minuten over om even een beginnetje te maken. Dan moet ik gauw door.

In groep 6 tref ik niet juf Eva, zoals vorige week, maar een mevrouw, die komt invallen. De meneer van Het Gilde blijft er ook gezellig bij, want Luiggi wil dit uur liever de klas niet uit. Gezellig allemaal!
Van deze groep hangen er echt veel gedichten in de gang, dus natuurlijk wordt er gevraagd of ik dit wel gezien heb en dat wel gelezen. Gelukkig heb ik alles doorgenomen, dus ik kan meepraten. Pfff. Het gedicht van Beran is heel bijzonder en daarom staat het onder deze blog.

De boom met lange groene lokken van Vasalis valt hier ook goed. Ja, wat een mooie woorden gebruikt die mevrouw, maar waarom heeft ze zo’n vreemde naam? ‘Dat is een schuilnaam,’ zeg ik, ‘of pseudoniem.’ Wow, dat is pas een moeilijk woord! ‘Handig hoor, zo’n schuilnaam,’ zeg ik, ‘als iedereen je gedichten stom vindt, houd je mooi je mond. Maar als iedereen flauw valt van bewondering, zeg je gauw: ‘Verrassing! Ik ben het!’ ‘Dus ze is bang!’ zegt Sara. Tja, dat zullen we nooit weten. In elk geval is ze zo beroemd geworden, dat ze toch maar eerlijk gezegd heeft wie ze is.
Het verhaal van Roald Dahl wordt met veel ‘ieuw!’ en ‘blug!’ begroet. Vooral als de hoofdpersoon zomaar een dode muis in zijn zak stopt. Yek! Maar alle kinderen willen wel graag weten hoe het afloopt. ‘Het boek staat in de bieb,’ zeg ik. ‘Ik ben er het eerst!’ hoor ik van alle kanten. Ik ben benieuwd!

En dan laat ik de teksten zien van de kinderen, die over hun bijzondere plek schrijven. Het verhaal van de man, die met kleren aan in de vijver van het park ging zwemmen, houdt de kinderen bezig. ‘Hij lachte en huilde tegelijk,’ staat er in het stukje. Hoe kan dat nou?

Heeft iedereen al een bijzondere plek in gedachten om over te schrijven? Mannar is het liefst aan het strand van Egypte, vertelt ze, en Desharaily in de geheime club in haar eigen kamer. Luiggi wil schrijven over zijn lievelingszwembad in de Dominicaanse Republiek en Ronan over het verpleegtehuis, waar zijn oma zit. Dounia kiest een plek in Marokko, Mercedes het strand op de Antillen en Beran één van de zeven wereldwonderen, hij denkt aan Efeze. We vliegen dus naar alle windstreken! De kinderen gaan gauw aan het werk om de eerste ideeën op papier te zetten.

Bij groep 5 moet ik nog even uitzoeken welke dichters bij welke gedichten horen. Het blijkt dat Brahim er wel drie gemaakt heeft. Zijn naam stond er alleen niet onder: anoniem dus! Brahim heeft afscheid genomen van een vis. Hij dacht dat ie dood was, gooide hem in de wc en ja hoor, begint die vis opeens te spartelen. Oef, hij sliep dus gewoon. Angely heeft ook niet veel geluk met haar goudvissen: de een na de ander moet doorgespoeld worden. Moeilijk zeg, om vissen in leven te houden. Joël vertelt dat je vooral een grote bak moet nemen. Er is ook een leuk gedicht van Amin. Hij schrijft over de storm, die sterker is dan hij. Hij wordt zelfs jaloers op die roesj roesj storm.

Ik twijfel even of ik het gedicht van Vasalis ook aan groep 5 laat zien. Het is bedoeld voor volwassenen! Maar groep 5 begrijpt het heel goed. Asena denkt dat het gaat over een boom met van die lange takken, tot op de grond. Een treurwilg! Ja, want er staat: ‘met lange groene lokken.’ Wat goed bedacht! Oussama kan zich niet voorstellen, dat je afscheid neemt van een boom. ‘Als je hem zelf geplant hebt en hij is oud geworden, dan is het anders,’ meent Priscilla. ‘En sommige mensen maken zichzelf met een ketting vast aan een boom,’ zegt Angely. ‘Dan willen ze niet dat die omgehakt wordt.’ Ja, mensen zijn gehecht aan bomen, dat is wel duidelijk.

Als ik het boek ‘Boy’ van Roald Dahl laat zien, komen de kinderen meteen al met titels van andere boeken: de GVR, Sjakie en de chocoladefabriek, Sjakie en de glazen lift.’ Ze luisteren aandachtig naar het verhaal over de snoepwinkel, terwijl dat ook niet simpel is. ‘Heeft hij dat zelf gezien, dat een jongen, die dooie muis bij de toverballen deed?’ wil Radjenio weten. ‘Gezien?’ vraag ik. ‘Hij deed het zelf! Dit boek gaat over zijn jeugd.’ ‘Dus het is echt gebeurd?’ Tja, dat weet je bij Roald Dahl nooit helemaal zeker, maar ik denk dat het wel klopt. ‘Dus hij was ook wel eh …’ zegt Radjenio. ‘Ja, ook wel een pittig ventje, die meneer Dahl.’ De tekening met WANTED FOR MURDER boven zijn hoofd vinden ze ook wel spannend. Als groep 6 of 7 het boek nog niet te pakken heeft, dan valt het waarschijnlijk in handen van groep 5…

Nadat we de voorbeelden hebben bekeken van bijzondere plekken, komen er al goeie ideeën naar voren. Ali heeft ook een lievelingssnoepwinkel. Daar staat een aardige mevrouw in, maar die heeft een akelig kind. Pff, heb je dat weer! Charissa wil over een plek in Suriname schrijven, want daar voelt ze zich veilig. Priscilla heeft dat juist in Nederland. De blaadjes worden uitgedeeld en groep 5 gaat aan de slag. Volgende week kan ik zien wat voor bijzondere plekken de kinderen van Het Gouden Ei allemaal hebben. Spannend!

•    De genoemde ‘voorbeelden van bijzondere plekken van leeftijdsgenoten’ zijn gemaakt tijdens een project van De Rode Loper op School in Amsterdam.

Afscheidsgedicht van Beran

De pijn die al drie maanden zit

Ik was dolgelukkig toen ik het hoorde.
M’n hart klopte als een wiedeweer door.
Maar toen het al drie maanden voorbij was,
had ik die nacht al een naam verzonnen.
Maar na school was me moeder ongelukkig.
En toen wist ik het al.