Bij aankomst op Olympus liggen de mappen van de kinderen al op me te wachten in mijn speciale hoekje onder de trap. Ik begin nieuwsgierig te lezen en al gauw word ik opgehaald. In de klas van juf Hanke leest Roychcia voor over Jakko, die bij haar op de kamer sliep toen ze heel klein was. Jakko is nu weg. Roychcia vertelt dat Jakko haar opa is. Natacha schrijft over een lieve oude vrouw, met wie ze zo graag nog eens zou praten. Het is haar oma! ‘Peter heeft een grappig gedicht,’ wordt er gezegd en dan leest Peter voor de klas voor over een geliefde, een hartendief, die opeens met een ander stond te zoenen. Wat je maar grappig noemt! Deshenitia neemt afscheid van haar oude school – ze zit nog maar kort op Olympus – en Omar F. heeft over Bas geschreven, met wie hij altijd speelde. Hij kende Bas via het werk van zijn moeder, maar nu is moeder iets anders gaan doen en dus ziet Omar Bas niet meer. Noha neemt afscheid van een konijntje. Als ik er bezorgd naar vraag, vertelt ze dat het om een knuffelkonijntje gaat, dat ze moest verkopen op Koninginnedag ‘omdat ze er te groot voor was.’ Dat is ook heel erg! Grace heeft een afscheidsgedicht gemaakt voor haar broer. Ze besluit heel mooi met: ‘Maar zachtjes hoor ik je nog in mijn dromen.’ Tot slot lees ik het gedicht voor van de dichteres Vasalis over een boom in het Vondelpark om daarmee afscheid te nemen van gedichten over afscheid. De kinderen vinden het een mooi gedicht.
Tijd voor het nieuwe onderwerp: een bijzondere plek in je leven. Ik heb het boek ‘Boy’ al in mijn hand en de kinderen beginnen meteen te roepen: ‘Roald Dahl! Roald Dahl!’ En er vallen ook al een paar titels: de GVR, De Tovervinger, De fantastische meneer Vos, Mathilda en Sjakie. Ja, Roald Dahl is bekend! ‘Maar dat boek is dus echt gebeurd?’ ‘Ja, het is een verhaal over zijn jeugd en daarin gebeurde heel wat. Dit stukje gaat over een heel speciale plek: de snoepwinkel.’ De kinderen luisteren aandachtig naar het verhaal en vinden het eigenlijk maar niks dat ik ermee stop. Hoe loopt het af? Willen ze weten. En vooral: heeft Roald Dahl écht mevrouw Pratchett vermoord? Ik laat voor de zekerheid ook de tekening zien waarbij geschreven staat WANTED FOR MURDER. Oei, dat lijkt wel akelig echt. Ik raad ze aan om naar de bieb te gaan. En snel, anders hebben de anderen het al te pakken.
Daarna laat ik nog vier voorbeelden zien van stukjes over een bijzondere plek geschreven door kinderen (in het kader van een project van De Rode Loper op School.) Het Eikenplein zonder eiken vinden ze wel grappig en ook het gedicht over het Oosterpark, waarin een man met kleren aan gaat zwemmen. ‘Zo, en nu jullie,’ zeg ik. De kinderen nemen allemaal hun kladblok voor zich en gaan in groepjes verzinnen wat voor hen een bijzondere plek is. Batuhan vindt het fijn in het Diemerpark, omdat hij daar voetbalt met vrienden. Almahdi vertelt over het strand in Marokko, waar hij vaak gaat spelen, eten en drinken met een vriend. En dan daarna fijn naar het huis van oma. Omar E. zoekt het dichter bij huis: hij vindt zijn eigen kamer zo fijn. Lekker met zijn broertje spelen of met de tablet of de telefoon op bed. Aya vertelt dat ze graag leest in de kast en dan vertelt Roychcia dat ze vaak slaapt in de kast. ‘Dan ga ik lekker kussens pakken en dan maak ik daar een bed. Bij mij begint het ook met lezen, hoor,’ zegt ze, ‘maar het eindigt met slapen.’ Tosin maakt het nog bonter. Haar lievelingsplek is de bioscoop. Weet je waarom? Omdat je daar zo heerlijk kunt slapen! Haar zus wekt haar als de film afgelopen is. Zo lekker rustig, zo’n bioscoop.
In de klas bij juf Claire leest Rana een gedicht voor, waarin ze vertelt dat ze heel bang is om haar familie kwijt te raken. Youssef heeft een grappig gedicht over het potlood, waar hij altijd op kauwt. Hij heeft wel medelijden met het potlood, want hij meldt: ‘Je was zo klein, je was nog maar één jaar.’ Ibtissam schrijft over haar gescheiden ouders en ze vertelt in haar gedicht hoe ze haar vader mist. Bij het gedicht over de boom in het Vondelpark van mevrouw Vasalis vraag ik of iemand weet wat ‘vellen’ is, want in het gedicht staat: ‘Er is een boom geveld.’ Walid denkt dat het zou kunnen betekenen dat ze de schors van de boom afhalen, maar ook dat ze hem omhakken. Goed bedacht van Walid! Ja, het is omhakken of neerhalen. ‘Rooien,’ zegt Bilal meteen. En dat klopt: zo heet dat! Dan komt de naam van de dichteres nog ter sprake. ‘Het is een schuilnaam,’ zeg ik. ‘Weet iemand wat dat is?’ Steven weet het heel goed: ‘Het is een andere naam, zodat ze niet weten wie je bent.’ ‘Ja, een dekmantel,’ zegt Walid. Ik sla van verbazing bijna steil achterover. Wat een moeilijke woorden kent deze klas!
En dan is het tijd voor Roald Dahl. Ook in deze klas weten de kinderen heel wat titels op te sommen. Alleen Sjakie blijft achterwege. ‘Een heel bekend boek,’ zeg ik. ‘Rare vogels!’ wordt er geroepen en ‘De kleine kapitein!’ Dan help ik maar een beetje. ‘Een jongen die een reep koopt met een gouden wikkel erom en …’ ‘Sjakie!’ klinkt het opeens opgetogen. Alsof het een oude bekende is, die ze voorbij zien komen. Het verhaal van de snoepwinkel vindt ook groep 6A heel spannend. Zó spannend, dat ze echt verder willen lezen. Niet veel later komt juf Claire triomfantelijk de klas in: ze heeft ‘Boy’ gevonden in de schoolbibliotheek!
Om echt zin te krijgen in de opdracht laat ik de vier voorbeelden zien van bijzondere plekken, beschreven door kinderen uit Amsterdam Oost. Wat raar dat er op het Eikenplein geen eiken staan! Doha denkt dat het plein misschien vanuit de lucht de vorm heeft van een eik. Knap bedacht! Toevallig weet ik dat het niet zo is: het Eikenplein ligt in een bomenbuurt, tussen het Kastanjeplein en het Beukenplein in. En op het Beukenplein… precies, daar staan ook geen beuken.
En dan mogen de kinderen aan de slag. Eerst maar eens verzinnen welke plekken ze bijzonder of fijn vinden. Yasmine vertelt mij alles over het grote zwembad van haar tante in Marokko, waarin ze ’s avonds zwemt tot 10 uur, samen met andere kinderen. Het zwembad is van haar tante, maar die vindt dat iedereen er plezier van moet hebben. Leuke tante! Vanaf 10 uur is er muziek en komen er dansers, die dansjes voordoen, die de kinderen na mogen doen. Vanaf 12 uur tot 3 uur in de nacht spelen ze nog gezellig buiten. Zo hé, dat is nog eens een bijzondere plek! Als Yasmine mij even later vraagt of ik niet eens een hele dag kan komen om gedichten met hen te maken, weet ik wel waarom. Lekker de hele dag in gedachten in dat zwembad zwemmen en dansen. Wie zou dat niet willen?
Er zijn meer dansers in de groep. Ouail danst graag in zijn eentje bij oma thuis. Soms op muziek van oma, maar soms neemt hij zelf muziek mee. Rana’s bijzondere plek is in Turkije, waar haar ouders getrouwd zijn en waar opa en oma wonen. Doha gaat naar een vriendin als ze zich niet fijn voelt, lekker cavia’s en puppy’s aaien. Als het weer beter gaat, krijgt vriendin een knuffel en wordt ze hartelijk bedankt. Zulema vertelt dat ze zich thuis veilig voelt, omdat ze daar haar ouders heeft en ook Tycho is het liefste thuis bij zijn moeder of achter de computer. Desh en Shanaya zijn juist graag op school. Desh wil graag hard werken en diploma’s halen. Ze schrijft: ‘En daarom geef ik de naam: een goed advies geeft nooit verdriet.’ Shanaya vertelt dat ze zich veilig voelt bij de juf. ‘Als er iets is, kan ik erover praten.’ Een groot compliment voor juf Claire dus!
Ik hol gauw over de gang naar groep 7. ‘Hee schoolschrijver!’ wordt er geroepen. ‘Hoe heet u eigenlijk in het echt?’ Ik roep mijn naam en hol verder. In groep 8 zitten ze al klaar. Ik vraag of er schrijvers in de zaal zijn en jawel, er is een meisje dat zelfs een echt boek aan het schrijven is. Het gaat over twee meisjes, die naar het bal gaan. De schrijfster is een van beiden; het andere meisje is juist naar België verhuisd. Toch handig, dat schrijven, want zo kun je je vriendinnetje mooi in de buurt houden. Er zijn ook kinderen, die over meidengroepjes schrijven en er zijn raps en liedjes.
Er wordt me gevraagd waar ik mijn inspiratie vandaan haal en dan vertel ik bij een paar boeken hoe ze ontstaan zijn. Zo komen we ook op het boek ‘Vergeten Oorlog,’ waar een verhaal van mij in staat, dat zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog in – toen nog – Nederlands Indië. Het verhaal gaat over een meisje in een zogenaamd Jappenkamp, hetzelfde kamp waarin mijn moeder gezeten heeft. Toevallig gaat groep 7 binnenkort een project doen over de Tweede Wereldoorlog, dus dat komt goed uit. Op de tafel van de juf ligt ‘De brief voor de koning’ van Tonke Dragt. Ik ga er bijna van springen! ‘Mijn juf las dat aan mij voor, toen ik in klas 5 – nu groep 7 – zat. Het was een heerlijk jaar, alleen al door dat boek!’ De kinderen willen weten wat ik nu aan het schrijven ben, hoe lang je over een boek doet, of je van schrijven kunt leven en nog veel meer. De juf komt met iets heel leuks: de kinderen hebben gewerkt met een voorbeeldverhaal, dat ik haar een paar weken geleden gaf. Het voorbeeldverhaal is heel kaal en er staat om de haverklap ‘en toen, en toen’ in. Het is echt een verhaal, dat nodig opgeknapt moet worden. Dat hebben de kinderen gedaan. En hoe! Er worden twee stukjes voorgelezen, die echt heel spannend geworden zijn! En tot slot meldt een van de rapschrijvers zich. Of er nog een rap uitgevoerd mag worden? Maar natuurlijk! Ze komt voor de klas en rapt in een strak ritme haar verhaal. Als ik naar de deur loop, schiet de boekenschrijfster mij nog aan. In haar hand een opgevouwen briefje. ‘Ik dat verhaal over dat kamp lezen,’ zegt ze. Een mooi besluit van deze mooie ochtend.