De Straat

Jean Desmetstraat

Naar wie is mijn straat, laan of plein vernoemd? Naar een bloem, een vogel, een boom? Dan is de link snel gelegd. Maar wat als je in de Sweelinckstraat woont? Weet dan iedereen meteen dat je in de componistenbuurt woont? En wie was Albert Cuyp? Een beeldhouwer soms? Of toch een schilder?

Lastiger wordt het wellicht als je op het IJburgse Joris Ivensplein woont. Misschien is nog net bekend dat hij ooit een wereldberoemde filmer van documentaires was. Maar wie waren dan Paul Huf of Piet Zwart?

In de Brug daarom een aantal korte biografieën van bekende filmers en fotografen die op IJburg een straat, plein of kade ‘kregen’. Na onder meer Bert Haanstra, Ed van der Elsken en Ben van Meerendonk nu een kort portret van Jean Desmet, met wie we deze reeks besluiten.

Jean Desmet mag dan in een voorstad van Brussel zijn geboren (Elsene, 1875), aan die stad zal hij weinig herinneringen hebben gehad. Al op zijn tweede verhuisde hij naar Den Bosch, de Brabantse hoofdstad waarin hij opgroeide. Hoewel… z’n moeder had een kermiskraam in aardewerk waarmee ze ’s zomers het land door trok. Jean ging uiteraard mee en raakte al snel verslingerd aan alles wat met het toenmalige entertainment te maken had. Ook ontwikkelde hij een scherp gevoel voor wat nu marketing wordt genoemd.

Toen hij – na de dood van zijn moeder in 1894 – de kermiskraam overnam, beperkte de jonge Jean zich dan ook niet tot het alleen maar op- en afbouwen van de tent. Hij begon reclame te maken door met een draaiorgel door de straten te rijden. Hij had alleen al met die reusachtige muziekinstrumenten zo’n succes dat hij er een tweede en een derde orgel bij kocht. De aardewerkkraam deed hij van de hand (niet spectaculair genoeg) en daarvoor in de plaats nam hij een met honderden flikkerlichten opgedirkt Rad van Avontuur en een glijbaan (de razend gevaarlijke tobogan).

Om ook buiten het kermisseizoen wat te verdienen, verhuurde hij de draaiorgels aan etablissementen in Den Bosch en omgeving, de eerste stap van kermisklant naar distributeur. Een vak waarin hij zijn naam definitief zou vestigen. Alleen niet als distributeur van draaiorgels en dergelijke, maar van films. Waarmee hij in aanraking kwam toen hij in 1907 langs de kermissen ging reizen met The Imperial Bio Grand Cinematograph, een mondvol voor een heuse mobiele bioscoop. Jean had met dit nieuwe spektakel zo’n ongelooflijk succes, dat hij al vlug op de gedachte kwam een vaste bioscoop te bouwen: in 1909 opende Cinema Parisien in Rotterdam zijn deuren.

Opnieuw vormden zich lange rijen voor de kassa’s. Iedereen wilde het nieuwe fenomeen met eigen ogen zien. En als het in Rotterdam lukt – dacht Desmet, en niet ten onrechte – waarom dan niet ook in andere steden? Binnen de kortste tijd verrezen ook in onder meer Eindhoven, Bussum en Amsterdam bioscopen, met Desmet (of een van z’n vele familieleden) als directeur.

Desmet nam geen halve maatregelen om al die bioscopen van films te voorzien. Hij kocht in landen als Duitsland domweg de hele productie op, draaide die af in z’n eigen theaters, maar verhuurde de films ook aan andere bioscoopeigenaren. Een bezigheid waarmee hij bijna ongemerkt z’n belangrijkste business begon: die van filmdistributeur. Daarmee richtte hij voor zichzelf onbewust een monument op, want hij conserveerde de films zorgvuldig. Of hij dat nu deed uit gewin (‘je kon nooit weten of er nog eens iemand kwam die de film wilde huren’) of uit idealisme, is nooit duidelijk geworden, maar ze bleven in elk geval goed bewaard.

We danken er de Desmet-collectie aan, met daarin zulke unieke, al lang verloren gewaande films (bij elkaar meer dan negenhonderd) uit de periode 1907–1916, dat de verzameling is opgenomen in het Memory of the World Register van de Unesco. Een register – om de gedachten te bepalen – waarin zich ook het originele dagboek van Anne Frank, de Gutenbergbijbel en de Magna Carta bevinden. De door het EYE Filminstituut Nederland beheerde Desmet-collectie is volgens kenners ‘een cultureel en sociaalhistorisch document dat naar omvang en inhoud wereldwijd zijn gelijke niet kent.’

Jean Conrad Ferdinand Théodore Desmet heeft dat allemaal niet meer meemaakt. Andere distributiemethoden van de filmproducenten (die hun films aan één bepaald theater verkochten), deden hem langzaam maar zeker terrein verliezen bij het in omloop brengen van rolprenten. Hij legde zich omstreeks 1920 daarom steeds meer toe op het beheren van bioscopen. Hij raakte min of meer in de vergetelheid, maar stierf in 1956 bepaald niet onbemiddeld in zijn kapitale villa in Aerdenhout.

Door Douwe Sluiter

Lees ook:
Piet Zwarthof
Johan van der Keukenstraat
Ben van Meerendonkstraat
Paul Hufkade
Bert Haanstrakade
Ed van der Elskenhof
Cas Oorthuyskade
Joris Ivensplein