Een van de gevaarlijkste dingen die je kunt doen, is fietsen door een bevroren vinexwijk. Vorst maakt alles mooi en sneeuw bedekt de wansmaak, maar voor een bakfietsvader is het hel.
Zo’n bakfiets heeft geen winterbanden, en kinderen kennen in de ijle ochtendschemer geen gevaar. Ze raggen hun fietsen over stoepen en straten van ijs; bloedsporen en gebroken polsen tegemoet.
Kinderen naar school brengen is onder deze omstandigheden zo gevaarlijk dat ik een EHBO-kist in de fietstas heb gestopt. Onderweg hou ik me vast aan het advies dat ik kreeg van een Zwitserse berggids (immer locker gehen! nicht halten!) en moedig mijn dochter aan hetzelfde te doen. Maar ik zie aan haar rode blossen dat ze het moeilijk heeft.
Er ploegt een karretje door de straat met een sneeuwschuiver ervoor. Veel helpt het niet. Het karretje ploegt niet eens het fietspad. En waarom is er niet gestrooid? Zo’n vinexwijk komt altijd als laatste aan de beurt. Mijn wijk is het Siberië van de stad.
Net als ik zin krijg daar eens goed over te klagen, zegt mijn buurvrouw iets belangrijks. Ze zegt: “We hebben onze stoep niet geveegd. Vroeger veegde iedereen de sneeuw van zijn stoep.”
Ik kijk naar mijn stoep. Het is een ijsbaan. De gevaarlijkste hindernis op weg naar school is mijn eigen stoep. Het was gemakkelijk geweest een schop te pakken en het ijs eraf te scheppen – maar ik heb er geen seconde aan gedacht, en niemand van mijn buren, behalve nu dan mijn buurvrouw, die er ook nog geen werk van heeft gemaakt.
Er was een tijd dat iedereen zijn stoep schoonhield. Toen had de burger nog sneeuwruimplicht. Het woord alleen al is mooi genoeg om het onmiddellijk weer in te voeren.
Maar over sneeuwruimplicht beginnen is gevaarlijker dan fietsen door een bevroren vinexwijk. De laatste die erom werd weggelachen was Jan Peter Balkenende, de vorige premier. “Het zou goed zijn,” zei hij nog geen jaar geleden, “als mensen hun stoep wat schoon weten te houden. Dat is van belang voor anderen en het heeft ook te maken met je verantwoordelijk weten voor de samenleving.”
Hoon was zijn lot.
Een team journalisten van het AD ging kijken bij het huis van de premier in Capelle aan den IJssel en concludeerde: ‘Balkenendes stoep nog behoorlijk besneeuwd’. Bianca Balkenende verklaarde: “Het is lastig schoonmaken, nu de sneeuw is vastgekoekt.”
Andere kritische journalisten konden de verleiding niet weerstaan woordgrappen te maken over politici en het schoonvegen van een stoep. Zo is dus de situatie in het kleine landje Nederland. De moderne burger laat zich niet verplichten. Die betaalt belasting en eist van de gemeente een schone stoep.
Mijn buurvrouw heeft gelijk. Jan Peter heeft gelijk. ’s Avonds pak ik een schep en schuif ik sneeuw van mijn stoep. Het is nog best zwaar werk; de sneeuw is vastgekoekt. Ik word door voorbijgangers aangemoedigd of uitgelachen, ze vinden het in elk geval opmerkelijk dat iemand zijn stoep staat schoon te maken.
Het is in een kwartier gebeurd. Het voelt alsof je de deur openhoudt voor een mooie vrouw.