Sinterklaas

Dat Sinterklaas nog steeds naar Nederland komt, is een mirakel. Ik was allang afgehaakt. Nergens wordt zo veel en zo vaak over Sinterklaas geklaagd als hier. Eerst was het zijn koloniale gedrag, en moesten zwarte Pieten roze worden, of groen en geel. Vervolgens was Sinterklaas te commercieel. Alsof hij er wat aan kan doen dat de Nederlanders, door heel hun historie heen, vooral gedreven zijn door geld.

Sinterklaas is zo duur geworden, klaagde een mevrouw die naast me stond in de speelgoedwinkel – ze keek alsof ze er subsidie voor wilde hebben. Er zijn ook altijd politici die klagen. Vorig jaar Kamervragen. Dit jaar een bestuurder uit Amsterdam-Zuidoost die zich gestoord had aan de opmerking van Sinterklaas dat hij drie paspoorten heeft. In de zak ermee.
En dan zijn er klagers zoals ikzelf, die elk jaar opzien tegen de gigantische cadeaumassa die Sinterklaas het huis in schuift. De onrust die het veroorzaakt in het toch al onrustige gezin. De stress van het schoenen zetten alleen al. Komen mijn kinderen zondagochtend beneden, staan de keukenstoelen op elkaar gestapeld – dat soort gein. Pepernoten op de trap. Probeer die kinderen dan nog maar eens rustig te krijgen.
Sinterklaas heeft het niet gemakkelijk. En dan maken ze ook nog een horrorfilm over je. Ja, in zo’n land wil je nog een beetje je best gaan doen. Maar hij doet het wel. En afgelopen weekend begreep ik waarom.

Afgelopen weekend bezocht Sinterklaas mijn vinexwijk. Een oude man in een nieuwe buurt. De vinexmensen, bekend om hun bandeloosheid, drukke levens, dubbele hypotheken en filedrift, hadden er zelfs een Stichting Sinterklaas voor opgericht. Ze hadden vergaderd en dranghekken geregeld en bedrijven bereid gevonden mee te werken. Vinexkinderen hadden streetdance geoefend en massaal de kleurplaten ingekleurd die door vrijwilligers waren verspreid en door sponsors waren gedrukt.
Daar kwam Sinterklaas. Over het water, op een witte tjalk. De lucht was novemberblauw. Er waren zoveel mensen dat iedereen ervan schrok. Er kwamen sinterklaasliedjes naar hem toegewaaid – en echt niet alleen gezongen door de kinderen.
Sinterklaas ging van boord. Moeizaam bewoog hij zich door de massa. Niemand had meer vinexmensen op de been kunnen brengen dan hij. En niemand klaagde.

Nederlanders denken over Sinterklaas zoals ze denken over het koningshuis: het kost een hoop geld en je kunt er lekker over klagen, maar uiteindelijk willen ze hem nooit kwijt. Zelfs die horrorfilm van Dick Maas is, als je goed kijkt, een lange liefdesverklaring aan de man met de mijter. Erger zou het zijn als niemand het meer over hem had. Als heel het land zich stilletjes bekeerde tot de Kerstman. Daar wordt al jaren voor gewaarschuwd, maar het gebeurt niet. De Kerstman – duh.
Sinterklaas floreert want wij zijn Sinterklaas, en hij is ons. Zo simpel is het. Wee het land dat zijn Sinterklaas verliest.
Sinterklaas liep door mijn wijk en ik moest naar hem toe. Ik had mijn jongste zoon, verpakt in een pietenpak, op mijn schouders gehesen en was door de massa geslalomd tot we naast hem stonden. “Geef Sinterklaas maar een hand,” zei ik tegen mijn zoon. Sinterklaas stak de zijne al uit. Mijn zoon durfde niet. Sinterklaas aarzelde even. Zijn hand zweefde nog door de lucht. Hij keek me aan. En toen kreeg ik een aai over mijn hoofd, van Sinterklaas.