Niet ver van mijn wijk is een plukje woonwagens gestald. Ze staan in een oksel van de snelweg, naast het kanaal, en onder een antennemast – woonwagens worden vaker weggezet op plekken waar niemand anders wil wonen.
De wagens staan er wat verdrietig bij, alsof het de laatste zijn van een roemrucht kamp waar lang geleden op blote voeten werd gelopen en vurige danseressen ’s nachts hun rokken draaiden op briljante vioolmuziek. Ze staan erbij alsof ze elk moment door een gemeentelijke dienst op een trailer worden geladen, die ze naar de vuilstort brengt.
Niet lang geleden zag ik hoe een man die woonde in een van de wagens plastic letters plakte op de achterruit van zijn auto, een bruine Oldsmobile Cutlass Supreme. Het waren dikke letters van goudkleurige kunststof.
Elke keer als ik langsfietste, had de man er een paar nieuwe letters opgeplakt, tot er uiteindelijk een tekst op zijn achterruit stond:
P O L I T I E K I S M I S D A A D
Het was een verdrietige, wanhopige tekst. Kennelijk wilde de woonwagenbewoner iets kwijt, een klacht tegen onrecht dat hem was aangedaan, maar duidelijk maken wat die klacht precies was kon hij niet. Hij had daarvoor een wat onhandig medium gekozen. Ik stopte niet om hem te vragen waarom, iets wat ik wel had moeten doen.
In de dagen die volgden vielen telkens letters van de Oldsmobile, totdat er alleen maar P TIE IS D overbleef. Dat maakte het nog tragischer.
In Amerika is het heel normaal dat gepensioneerden zich de laatste jaren van hun leven terugtrekken in trailer parks onder de zon, maar hier staan woonwagenkampen vooral voor rafelrand, onderbuik, voor hele en halve criminelen, voor wietplantages en wanbetaling.
Ooit ben ik doorgedrongen tot een hardcore kamp in Brabant. De armen woonden er nog in stacaravans, maar de rijken hadden riante chalets gebouwd die niks meer met wielen te maken hadden. In een enkel geval waren de wielen erop geschilderd, alsof ze er echt geen afscheid van konden nemen.
Zelf zeggen woonwagenbewoners dat ze niet in een stenen huis kunnen leven, omdat ze de romantiek van de woonwagen zo missen. Ze noemen zichzelf reizigers. Maar welke romantiek is dat dan? De vrijheid van een woonwagen is een illusie, als je vrijheid definieert als jezelf kunnen onttrekken aan de regels. Rondtrekken met een woonwagen is sinds 1978 bij wet verboden. De kampen van de kampers zijn dorpen geworden. De vraag is zelfs hoe diep het reizen in hun bloed zit; woonwagenbewoners zijn pas in de negentiende eeuw gaan reizen; het waren arbeiders op zoek naar werk. Met de diepe wortels van de zigeunervolken hebben ze niets te maken; Sinti en Roma hebben hun eigen taal, hun eigen muziek, hun eigen rechtbank.
Pipo-wagens zie je alleen nog maar op campings, waar ze worden aangeboden als iets aparts, al zijn ze klein en benauwd en ellendig om in te kamperen. Het is allemaal minder romantisch geworden, vertelde een woonwagenbewoner in de Volkskrant, in een reportage over de opmars van stenen huizen in het woonwagenkamp.
Maar over een paar maanden bouwen we wel weer allemaal onze eigen woonwagenkampen in Zuid-Frankrijk, of langs de Spaanse kust.