Een droom van een loungebank zou het worden. Met stralend frisse kussens waarin je tot aan je navel weg ploft, in de zonnige zuidhoek van de tuin. Wat een voortreffelijk vooruitzicht. En ik kon niet wachten tot we naar die hippe designwinkel zouden gaan.
Maar waarom zouden we iets kopen, aardappelkeelde de man toen ineens, als ik het net zo makkelijk zelf kan maken? En hij begon direct met hout bestellen. Niet bij een houthandel in de buurt. Nee, ongezien via het internet.
Inderdaad. Toen het hout gebracht werd, was de man in geen velden of wegen te bekennen. De chauffeur uit Duitsland stortte zijn vracht op de stoep en reed met gierende banden de straat weer uit. En dus sjouwde ik – met hulp van een onfortuinlijk aanwezige maar welwillende buurvrouw – de honderd loeizware, ruwhouten planken zelf naar de tuin.
Iets later kwam de man – inmiddels verwittigd – handenwrijvend thuis. Als een roofdier in zijn territorium liep hij rondjes om die enorme stapel hout. Hij bekeek het, het besnuffelde het, aaide het. En zette toen de subiet de zaag erin.
Dat is nu zo’n maand of zeven geleden. Van achterdeur naar straat baan je je door een enkelhoog pad van houtschaaf en schroeven. De zo handig via internet bestelde planken bleken niet allemaal even groot – het scheelt soms twee centimeter in dikte of breedte – en dat vereist ‘wat’ bijschaafwerk. Toch timmert man, al schurend en snoeiend, onverminderd optimistisch voort. Als was hij de kapitein Haddock van het Nederlandse tuinameublement.
Om hem een hart onder de riem te steken zeg ik, onderwijl de splinters uit mijn voeten peuterend: Het blijft een heerlijk vooruitzicht.