Herman

Het ijs op de Elfstedenroute is zo sterk als de zwakste schakel, zeiden de rayonhoofden. Dat geldt ook voor kettingbrieven.
Op de basisschool, vroeg in de jaren tachtig, kreeg ik eens een allerschattigste poezenkaart thuis gestuurd. Er stond een aanwijzing op. Als ik een soortgelijk kaartje aan zes van mijn hartsvriendinnen stuurde, zou mij op een dag iets onbeschrijflijk moois ten deel vallen, namelijk veertig poezenkaartjes op mijn deurmat. Die veertig kaartjes kreeg ik nooit. En ik verloor mijn geloof in kettingbrieven.
Het leven ging voort, en nog vaak zou ik met junkpost worden geconfronteerd. Op de middelbare school bijvoorbeeld, raakte ik eens bijna verstrikt in een keten van onderbroekjes. Echt waar. Ook die ketting liet ik crashen. En ontnam mijn vriendinnenschare daarmee misschien wel honderden slipjes.
Ook nu nog, hoewel je zou vermoeden dat generatiegenoten langzaam bij hun verstand zijn gekomen, krijg ik via Facebook kettingbriefachtige dingen toegestuurd. Vaak gaat het om zogenaamde liefdadigheid. In de hoop die ‘kettingbrieverij’ voor eens en altijd uit mijn leven te bannen, ontvriend ik de naïeve verzenders onmiddellijk.
Vorige week ging bij ons de bel. De beste vriendin van mijn oudste dochter stond voor de deur. Kijk, zei ze trots tegen haar, voor jou. Het was een hoopje deeg, Herman. Goed voor zorgen, zei ze. Drie keer per dag doorroeren en op gezette tijden bijvoeren. En dan aan vier hartsvriendinnen doorgeven. Mijn dochter glunderde om zoiets speciaals. Ik zuchtte. Moest ik deze droom verstoren?
Gelukkig heeft mijn dochter geen tijd voor Herman. Ze neemt aan dat ik zo lief ben om af en toe in de pot te roeren. Helaas. Ik vrees dat ik ook nu weer de zwakste schakel zal zijn.