Even voorstellen: Sonja P. Vrouw, dertig jaar met een onverkoopbaar huis. Wegens geldgebrek op dit moment verhuurd aan een Zweeds expatgezin. In de steek gelaten door haar eerste grote liefde Wim. Hij is nu een kersverse vader met een andere vrouw. Haar iets minder groter liefde, Frank de makelaar, maar toch nog steeds echte liefde, is niet helemaal eerlijk geweest over een eerdere affaire en nu weet ze niet meer of ze hem ooit nog kan vertrouwen. Ze is zijn huis, waar zij zo’n beetje ingetrokken was, uit gelopen en logeert nu bij haar zieke moeder… maar dit vertelt ze allemaal niet. Sonja P. is ook niet haar echte naam.
Wat ze wel vertelt: ‘Niet onknappe jonge vrouw in de bloei van haar leven’. Nee, de bloei van haar leven haalde ze weer weg. ‘Niet onknappe jonge vrouw’ (dat was toch zo?). ‘Sportief’ (dat fitnessabonnement), ‘lief en avontuurlijk’. Dat vond ze goed staan, lief tegenover avontuurlijk. Wie durfde er nou op zo’n site te staan, daar moest je lef voor hebben. Ik ben de ware nog niet tegengekomen… Jij?!
Na een dag had ‘Sonja’ al vijf afspraakjes. Ze wilde de volgorde eerst laten bepalen door wie het eerst reageerde, maar later leek het haar toch makkelijker om de afspraakjes op alfabet te plannen. Dan zou ze minder snel in de war raken, dacht ze zelf. Dus mocht Herman, of degene die zichzelf als Herman had opgegeven, het spits afbijten. Jan-Willem, Marcel, Simon en een Otto kwamen hierdoor later aan de beurt. Peter meldde zich later, maar dat verstoorde het lijstje niet, hij kon er daarom nog wel bij.
Herman was net klaar met zijn studie filosofie. In afwachting van een echte baan werkte hij in een boekwinkel. Hij had zo hard gestudeerd dat hij geen tijd had gehad om aan vrouwen te denken. En nu? Nu dacht hij aan niets anders, zei hij. Zijn bovenlip was een beetje dun. Hij droeg sandalen.
‘Hoeveel vrouwen heb je op deze manier ontmoet?’
‘Ongeveer dertig.’
‘En ze zat er nog niet bij?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou die ene. De ware zeg maar.’
Hij lachte op een manier, hoe zeg je dat, alsof hij haar recht in haar gezicht uitlachte. ‘Die ene zoek ik niet hoor.’
Jan-Willem was degene met wie ze al snel in bed belandde. Hij had een aanstekelijke lach. Hij wilde alles van haar weten. De volgende morgen zei hij dat hij te weinig overeenkomsten had gezien om nog een afspraak te maken. Ze zei recht in zijn gezicht dat ze hem een klootzak vond en dat luchtte behoorlijk op.
Marcel bleek ze, hoe toevallig, van de middelbare school te kennen. Hij was het jongere broertje van een klasgenoot. Hij had haar foto op de datingsite herkend en zijn hele familie ingelicht. Het was niet onwaarschijnlijk dat iedereen van haar middelbare school nu wist dat ze nog single was en waarschijnlijk eenzaam… Ze verzekerde hem dat ze het hem niet kwalijk nam. Ze glimlachte alsof ze buikpijn had toen hij haar bekende dat hij op school altijd had geprobeerd haar in de gangen tegen te komen. ‘Ja. Dat was ik. Ik plakte die papiertjes op je kluis. Hè Sónja…’ Ze herinnerde zich de korte briefjes met teksten als: vuile hoer en ik krijg je nog wel. Zonder het te willen keek ze een paar keek angstig over haar schouder nadat ze had gezegd dat ze buikpijn had en liever naar huis ging.
Simon was lief. Hij praatte graag. Hij had haar tot op zijn schouders en zijn borst was duidelijk niet gewaxt. Hij was klaar voor een relatie. Dat waren zijn eigen woorden. Al heel snel zei hij dat. Eigenlijk al bij de begroeting. Hij wiebelde de hele tijd op zijn stoel en vroeg haar wat hij van de kaart moest kiezen.
Otto was de sporter van het stel en hij raakte niet uitgepraat over suppen. En steeds wanneer hij ‘supte’ of ‘gesupt’ zei, schoot ze in een zenuwachtige lach. ‘Wat vind je toch zo grappig?’
‘Nee, niks.’
Over Peter, de laatste, viel eigenlijk het minst te vertellen. Hij was niet knap, niet rijk, had geen interesses, was niet bepaald onderhoudend. Toch was het Peter over wie ze een bijna geloofwaardige, heerlijke droom had.