Sinds dagen scheen de zon, maar ze hield de gordijnen gesloten.
Frank had alles ontkend. Dat kon niet goed zijn. Waarom zei hij niet gewoon dat hij het een keer met de buurvrouw gedaan had. Klaar. Zand erover. Nee, meneer bewoog zich in allerlei onlogische bochten. Eerst wist hij haar naam niet eens. Vroeg of ze blond was, terwijl ze duidelijk henna gebruikte. Toen hij zei dat hij alleen een buurvrouw met een snor kende, ha, ha, wat grappig, geloofde ze niet meer in een toekomst met hem. Dat ze een baby had gewild, met hèm… het kwam haar nu onwaarschijnlijk voor. Nee, dat plan was gedoemd te mislukken. Die smalle schouders hè. Ze zou er als hij straks thuiskwam nog een flinke scène tegenaan gooien en dan schluss, finito, basta, etc.
Ze wachtte en wachtte. En wachtte. Toen de deur en zijn stem: ‘Wat doe je hier in het donker liefje?’
‘Liefje?!’ Ze haalde diep adem en somde op wat ze de middag geoefend had. ‘Nee val me niet in de rede. Laat mij nu eens uitpraten. Jij denkt alleen maar aan jezelf. Vanaf het moment dat je mij op die steiger zag liggen. Jij hebt met Wim gepraat. Jij hebt ons uit elkaar gedreven. Jij wilde mij. Maar waarom? Jij wilde mij en de buurvrouw en wie nog meer. Wie nog meer?’ Het klonk allemaal niet zo krachtig als ze zou wensen. Wat ging er mis? Hier stond ze in een mislukte scène, in een mislukte relatie, in een mislukt leven… nu kwamen de tranen.
‘Liefje,’ zei hij. ‘Luister naar me. Na regen komt zonneschijn en achter de wolken…’
Op het moment dat ze de deur met een klap achter zich dichttrok, realiseerde ze zich dat ze niet naar haar eigen huis kon. Het was al bijna donker. De expatters zagen haar aankomen. Mocht ze misschien in de logeerkamer? Ze belde haar moeder. Toen ze vroeg of ze een paar nachten mocht komen logeren, zei haar moeder dat ze ziek was.
‘Is het erg?’
‘Nee hoor, ik moet gewoon vaak naar de wc.’
‘Oh… oké…’ Hoeveel keus had ze? Geen. Ze had ook geen paraplu meegenomen.