De ware…

Ze keek tussen de kerstbomen. Ze voelde zich gehaast. Ze wantrouwde de andere klanten die misschien net de juiste boom voor haar wegkaapten. Hoe vond ze de ware? De enige echte mooiste beste kerstboom die haar gelukkig zou maken. Die ook wanneer er geen sneeuw viel, toch voor het juiste gevoel zorgde? Ze struikelde over een in een wit net verpakte boom die op de grond lag. Was dat ’m misschien? Ze had al vier netten open laten snijden maar hij zat er niet bij. Te breed, asymmetrisch, te dun, te droog… Het tolde, een Nordmann, een Servische spar, een Fijnspar, een Blauwspar, een Zilverspar, een Den… Een…, ze wilde verdomme gewoon een kerstboom!
Ze belde Frank.
‘Franks Housing And More…’
‘Ja ik ben het. Ik weet het niet meer. Ik word hier strontchagrijnig van. Terwijl ik nu blij en zo zou moeten zijn!’
Het bleef stil aan de andere kant. Toen hoorde ze hoe hij zijn hand over het toestel moffelde en iets tegen iemand anders zei. Iets wat zij schijnbaar niet horen mocht.
‘Waarom zit je te smoezen?’ Schreeuwde ze in haar mobiel.
Een vrouw met een klein dik boompje in haar hand dat ze nooit meer los leek te willen laten keek haar verstoord aan, maar wat kon het haar schelen? ‘Frank, wat doe je daar?’
‘Ik ben aan het werk schatje,’ fluisterde hij toen. ‘Ben bijna bij de vraagprijs.’
‘Fijn voor je!’
‘Ik bel je zo terug, oké liefje?’
‘Wil je een grote of een kleine? Een dikke of een dunne. Een groene of een blauwgroene of een grijsgroene. Mag hij prikken of liever niet?’
‘Doe maar wat.’ Hij had opgehangen.
Ze was niet gelukkig. Helemaal niet. Ze was eenzaam en ellendig en ze had het koud.
Toen zag ze hem staan. In een Noorse trui. De trui was wit met zwarte figuren erop. De trui had een enorme kraag. Boven die kraag zat zijn kin. En daarboven glinsterden die ogen.
Hij zei niets. Hij keek alleen maar en haar knieën leken van pap. Hij maakte een uitnodigend gebaar over het bos van afgezaagde bomen. En vanzelf wees ze naar een exemplaar. Hij knikte en zei dat ze een goede keus had gemaakt. Ze giechelde. Hij trok de boom in één beweging door de inpakmachine en vroeg of hij er een kruis onder moest slaan.
‘Heel erg graag,’ zei ze, ‘Heerlijk!’ Maar dat klonk vrij belachelijk bedacht ze zich te laat. Hij leek het niet op te merken.
‘Gaat dat zo?’ vroeg hij nadat ze betaald had. Ze werd rood en warm van zijn aandacht.
‘Ja hoor, prima, makkelijk, geen probleem.’ Heerlijk slikte ze nog op tijd in… Ze sleepte de ingepakte boom met zich mee. Keerde zich nog eens om en zag dat de man in de trui al niet meer keek.
Frank nam niet direct op. De tweede keer wel. ‘Ik heb een boom!’
‘Daar ben ik blij om!’
‘Ja, ik ook. Ik ben ook blij…’