Mensen die hun leven in een rolstoel doorbrengen zijn soms buitengewoon kritisch over straten en pleinen. Overal stoepjes, trappetjes, paaltjes en losliggende tegels. Ik vond het altijd nogal overdreven, totdat ik – alweer jaren geleden – achter de kinderwagen door de straten ging. Inderdaad, soms kwam je er 15gewoon echt niet door. En als het wel lukte, had je er vaak echt je best voor moeten doen.
Nog steeds vind ik sommige mensen met een beperking wel eens zuur. Maar dan dwing ik mezelf terug te denken aan de jaren dat ik achter de kinderwagen liep en dan begrijp ik het weer. Dan bedenk ik dat ik inmiddels niet meer achter de kinderwagen loop en zij nog steeds in die rolstoel zitten. En niet zien dat het echt beter wordt.
Natuurlijk, als er een straat opnieuw wordt ingericht of een buurthuis wordt verbouwd, wordt het er meestal niet slechter op. Maar op de een of andere manier is het nooit in een keer goed. De winkelstraat is pico bello, maar de winkels kun je niet in. Het buurthuis is helemaal volgens het Handboek Toegankelijkheid ingericht, maar die ene cruciale draai in het toilet kun je nog steeds niet maken.
Hoe gek het ook klinkt, er zijn te weinig mensen met een beperking. Waren er meer, dan was het wel normaal en hield iedereen er wel rekening mee. Maar het blijft lastig, zo’n beperking, dus voor meer beperkingen zou ik niet willen pleiten. Wel voor actief begrip. Van beleidsmakers en uitvoerders, op alle fronten. En dan niet roepen dat je begaan bent. Nee, iedere keer wanneer je iets doet, je afvragen hoe het uitpakt voor mensen met een beperking. Maar dat actieve begrip, dat moet natuurlijk ook van u en mij komen.
Wethouder Jan Hoek