We waren alleen in de zaak toen de kapper plotseling over God begon. Ik lag achterover met mijn hoofd in de bak en hij was bezig mijn haar nat te maken.
‘Ik hoor hem altijd,’ zei de kapper.
Ik schrok me kapot. ‘Nu ook?’
‘Ja,’ zei hij. ‘Nu hoor ik hem ook.’
‘Ik hoor niets.’
Hij haalde zijn schouders op. Ik schrok denk ik zo erg omdat ik de aanwezigheid van God hier totaal niet verwacht had. Onlangs was mij juist ter ore gekomen dat ik voor mijn onderzoek naar de seksfeesten op IJburg bij deze hippe kapsalon moest zijn. Hier schenen ze meer te weten. Bijna alles.
Er werd geroddeld over filmpjes en fotoboeken die er onder de toonbank lagen. Dat God daar ook lag, had ik nooit gedacht. God en seksfeestjes kon ik in mijn hoofd sowieso niet goed met elkaar verenigen. Dat kon heel goed aan mijn rigide denkwijze liggen. Waarschijnlijk gingen die twee zaken prima samen. De kapper bevoelde mijn schedel op weke plekjes terwijl hij de shampoo er in masseerde.
‘Er is maar één weg,’ zei hij. ‘En als je die niet bewandelt, gaat het mis.’
De taal was helder. De boodschap ook. Maar ik vroeg mij af welke weg het dan wel mocht zijn. Gelukkig hadden zijn ouders hem die ene weg vroeger al meteen getoond. Maar de mijne hadden me niets laten zien. Ik kon alle routes nemen.
‘Ik lees de Bijbel elke ochtend.’ De kapper deed vochtinbrengende conditioner in mijn haar.
‘Wat goed.’
‘Dan hoor ik God nog beter.’
‘Ik snap nooit iets van de bijbel.’
‘Ik lees ook een makkelijke versie,’ zei hij.
De conditioner moest vijf minuten intrekken, daarna spoelde hij mijn haar uit, drapeerde een handdoek om mijn hoofd en glimlachte naar me. Het was duidelijk dat hij meer wist, alles wist. Over de feestjes durfde ik niet te beginnen.
Hierna behandelde hij mijn haar nog met een prachtige kleurspoeling. Maar toen ik met een hoop extra glans en kleur de zaak verliet, wist ik nog steeds niet waarheen de weg zou leiden. En of ik goed zat.