Een klas vol superhelden

Vanmorgen zat ik te ploeteren aan een verhaal, toen ik opeens werd geroepen. Eerst klonk het als een vaag geruis op de achtergrond, maar al gauw begreep ik dat het serieus was. Ik werd zo ongeveer achter mijn schrijftafel vandaan geschreeuwd! Ja hoor, was ik al schrijvend terechtgekomen in een feestelijke opening.
Van wie of wat? Van mezelf! Eerlijk waar, vanaf vandaag ben ik schoolschrijver op basisschool Het Gouden Ei. En dat wilden ze met mij vieren. De aula zat vol: alle kinderen van de school waren er!
Soundos had de wethouder van onderwijs van Stadsdeel Oost al geïnterviewd, terwijl ik mijn vingers blauw zat te piekeren, en nu was ik aan de beurt. ‘Ik eh …’ kon ik alleen maar zeggen, want ik zat nog tot over mijn oren in mijn verhaal.
‘Kunnen we je helpen?’ vroeg Soundos gelukkig.
‘Ja!’ riep ik. ‘Zal ik even voorlezen wat ik heb? Misschien weten jullie dan hoe het verder moet?’
Ik las voor over het huis van een enge oude vrouw. Er klonk hulpgeroep vanuit dat huis. En mijn hoofdpersoon, Jamal, loopt erop af. En dan? En dan?? Ja dûh, dat wist ik nou net niet.
De kinderen van Het Gouden Ei wisten het wel.  ‘De heks snijdt bijna de hand af van een kind,’ dacht er één. Bijna, want het kind werd gered door Jamal. ‘Jamal valt gelijk in een valluik,’ riep een tweede.’ Dan mag ik hopen dat hij er weer uit komt, dacht ik, want anders is het verhaal meteen klaar. ‘Jamal ziet een jongen in een kookpot zitten,’ zei een derde. In een kookpot? Hallo, doe niet zo eng! Maar nee, die jongen zat in die pot om te helpen met koken. Hij maakte gewoon die pot even schoon. Pfff, we haalden opgelucht adem. In elk geval kon ik verder met mijn verhaal!

Maar niet meteen, want het was de hoogste tijd om naar de groepen te gaan. Daar vroeg ik de kinderen of ze zelf ook wel eens een verhaal schreven. Of een gedicht of een rap of een strip. Zo hé, die groepen van Het Gouden Ei zitten vol schrijvers. Wat kwam er zoal langs? Een sprookje, compleet met gemene stiefmoeder, een doodgewone akelige moeder, die haar kinderen als slaven behandelde, een rap helemaal samengesteld uit de scheldwoorden van een oudere zus (de schrijver gooit er soms wat Afrikaanse woorden bij, weet zus lekker niet waar het over gaat) en een verhaal over een klas vol superhelden. Ja echt, alleen maar superhelden! Dat kan toch onmogelijk verzonnen zijn. Ik denk dat ik tegenover die klas heb gestaan…

In groep 7 van juf Karin wilden ze weten of ik ook een boek over hen ging schrijven. Ze waren ‘Mysterieuze mail voor groep 8’ aan het lezen en ja, daar heb ik een bestaande groep 8 in gestopt. De hoofdpersoon van dit boek stond met Sint Maarten nog voor mijn deur. Om snoep op te halen natuurlijk, maar ze controleerde ook even of ik haar nog herkende. Wat dacht je?! Mijn eigen hoofdpersoon!

Ik vertelde dat veel van mijn boeken half echt gebeurd zijn. Er zit altijd wel iets in wat ik heb meegemaakt of gelezen of gepikt (ssst) en daar verzin ik dan van alles bij, zodat het mijn verhaal wordt. Zoals bijvoorbeeld in ‘Die zomer in Frankrijk.’ Ik vertelde het verhaal tot de helft. Niet helemaal natuurlijk en zeker niet tot het einde.
‘Ha ha, dat staat op de achterkant,’ werd er geroepen. Maar Linda wist dat dat niet waar was. ‘Dan is het toch niet spannend meer?’ zei ze.  Nee zeg, hoef je dat hele boek niet meer te lezen!

Bij groep 5 van juf Eva waren ze druk bezig met de boeken van inspecteur Fritzi. Daarom vertelde ik  wie de mooie tekeningen op en in die boeken gemaakt heeft (Juliette de Wit) en ook hoe ze dat doet. Met viltstift. Amin zag meteen dat de Fritzi’s op alle boeken precies op elkaar lijken. Knap hè, van Juliette?
‘Hoe kom je nou op een idee voor een verhaal?’ wilde iemand weten. Ik heb eerlijk bekend, dat ik vroeger vaak mijn kinderen uithoorde. Mijn zoon Daniël maakte ‘De pindakaasoorlog’ zelf mee. Echt waar! Ik hoefde het alleen maar op te schrijven.
En soms pik ik een verhaal mee van een schoolbezoek. Zo kom ik aan ‘Fritzi en de verdwenen keeper.’ Hebben twee jongens samen voor mij bedacht. Bedankt!

Pikken? Mag dat dan? Sommige kinderen dachten van niet. Nee, snoep pikken uit de supermarkt, dat mag niet, maar een klein stukje verhaal wel, hoor. Zo lang je er zelf maar van alles bij en omheen verzint, zodat het jouw eigen verhaal wordt. En om te oefenen mag het ook. Als je een gedicht zó mooi vindt, dat je het wilt overschrijven bijvoorbeeld. (Pssst, schrijf de naam van de dichter dan ook nog even over. Als je toch bezig bent.)

In groep 6 las meester Cees voor uit ‘Het geheim van de goochelaar.’ Toen moest ik natuurlijk wel even vertellen hoe ik aan de trucs in het boek kom.
En ook in deze groep gaf ik gewoon toe dat mijn kinderen de helft van mijn verhalen verzonnen hebben. Of veroorzaakt. Nu ging het om mijn dochter Hannah, die op de drempel van een tweedehands kledingwinkel uitriep: ‘Het ruikt hier naar mens!’ Tja, daar komen rare verhalen van zoals ‘Dat pak trek ik niet aan.’

Tot slot legde ik de schrijfopdracht uit voor de komende week. We gaan beeldgedichten maken! Ik heb twee voorbeelden laten zien en we hebben allerlei ideeën met elkaar besproken. Je kunt beeldgedichten maken over: eten, huisdieren, sport, je favoriete zangeres, je huis … Eigenlijk over alles zolang je het zelf maar een leuk onderwerp vindt. Ik ben benieuwd!

Zie ook www.annekescholtens.nl en www.deschoolschrijver.nl.

Mijn gele hondDe Schoolschrijver logo