Schrijvers uit Oost

Winnend verhaal ‘Schrijf je straat’

Eind mei won Simone van Saarloos de allereerste Schrijf je straat, een literaire wedstrijd voor schrijftalent, georganiseerd door Schrijvers uit Oost. Dit is haar verhaal.

Theo’s favoriet

Nog altijd werd hij ‘die ijscoman van Van Gogh’ genoemd. De winkel was natuurlijk niet open geweest. November was geen maand voor ijs, maar voor administratie.

Fabricio was pas twee jaar in Nederland en de zaken gingen niet zo goed. Buurtbewoners zeiden dat het te bar ging met hun land om schepijs te eten: ‘Oost zit vol buitenlanders.’ En zo zat Oost ook te vol voor zomers schepijs.
Dat Fabricio evengoed een buitenlander was die nauwelijks Nederlands sprak, was niet het probleem, verzekerde bloemist Van Leeuwen hem. Fabricio telde niet want ‘Italianen zijn Europeanen.’

Het eerste seizoen wist Fabricio niet wie Van Gogh was. Hij wilde eigenlijk geen dikkerds in zijn winkel. Klanten dachten direct dat zijn ijs er de oorzaak van was. In Italië was dat anders. Daar at iedereen elke dag ijs – of het nu goed of slecht ging met hun land –, maar was niemand te dik.

De dikkerd wilde chocola en bosbessen. Soms nam hij er een bol tiramisu bij. Ondanks zijn sjofele spijkerbroek en lubberende bretels onderscheidde hij zich door alles op z’n Italiaans uit te spreken.
De dikkerd likte niet aan zijn ijs, maar at het echt, met happen. Fabricio keek toe hoe de man voor de winkelruit een trek van zijn shag afwisselde met een hap ijs. Als een logge mechaniek ging eerst de linkerarm met het hoorntje omhoog, daarna de rechter met het shag tussen zijn vingers.

De dikkerd hapte zijn ijs altijd buiten op, maar de meeste klanten in de ijssalon maakten graag een praatje met elkaar. Ze klaagden, en zo leerde Fabricio Nederland kennen. Kwam er een meisje met een hoofddoekje binnen, dan verstomde de gesprekken, maar Fabricio glimlachte altijd beleefd en gaf de gesluierde meisjes zo onopvallend mogelijk extra veel ijs. Hij was ten slotte ook een buitenlander.
|
‘Is dat jouw vaders shoarma?’ Hij wees naar de neonletters aan de overkant. Voor het café draaide een homp lam aan het spit. Een man schraapte met een scherp mes randen vlees in een broodje. Het meisje was daar vandaan komen lopen. Ze droeg een glanzend paarse hoofddoek en haar ogen waren lila opgemaakt. Fabricio hield van make-up. Hij deed zijn best om haar een flinke bol te scheppen.
‘Wat, KingKongs Kebab? Hoezo zou die geitenneuker mijn vader zijn?’
Geschrokken van haar plat Amsterdams lepelde hij de bol op het hoorntje. Er vielen stukjes pistache vanaf, in de bak vanille.

Van Leeuwen zat met een leeg kopje voor zich en wees naar het paars dat in de tram verdween. ‘Weet je hoe Annetje en ik die meisjes noemen?’ Annetje was zijn vrouw, wist Fabricio, al had hij haar nog nooit gezien.
‘Keukenkonijnen.’ Hij hikte, ‘Doe nog maar een koffie Fabries.’
Fabricio schuimde melk voor hem. Na twee jaar in Nederland had hij zijn protest gestaakt en serveerde hij ook ’s avonds cappuccino’s.
‘Keukenkonijnen?’
‘Die meissies doen zo voorbeeldig hè. Sloven in de keuken, koekjes bakken, dat soort werk. Bedekken zich van teen tot kop, maar binnenshuis zijn het sletten. Net konijnen. Vandaar: keukenkonijnen.’
Van Leeuwen had bij de opening van de zaak al gezegd dat hij zijn Italiaanse buurman wel wat Nederlands wilde leren.
‘En de mannen?’ Vroeg Fabricio, ‘Zijn dat ook konijnen?’
De bloemist doopte zijn bovenlip in het schuim. ‘Dat zijn geitenneukers’, sputterde hij met een snor van opgeklopte melk. Toen vertelde Van Leeuwen wie de rokende ijshapper was.

Een paar maanden later lag de dikkerd dood voor de deur.
De moord deed de ijsverkoop goed. Fabricio mocht op televisie vertellen wat hij had gezien. Klanten kwamen van ver en vroegen waar Van Gogh van hield. Fabricio schepte hen chocola en bosbessen. Van Leeuwen zei dat hij die derde bol, de tiramisu die Van Gogh soms nam, er ook bij moest zeggen. De mensen likten de bollen op. Niemand hapte.

Samen met Van Leeuwen schilderde Fabricio een bord met daarop: Theo’s favoriet – €3,99. Het was vroeg warm dat jaar, de Linnaeusstraat liep vol met fietsers en voetgangers.
Bij de tramhalte stapte een man uit. Hij had grijs haar dat waaierig uiteen stond en liep recht op de winkel af. Met een brede grijns begroette hij Fabricio. ‘Dat bord is ronduit verschrikkelijk, maar ik wil wel zo’n Theo’s favoriet. Het is ten slotte rokjesdag!’
Fabricio gaf hem de drie bollen van Theo. ‘Rokjesdag, meneer?’
‘Heb je het nog niet gezien? De dames dragen vandaag geen panty.’
Inderdaad fietsten er blote benen voorbij. Fabricio was blij dat hij weer een nieuw woord had geleerd.

De man kwam nog een paar keer terug, ieder jaar op een andere dag. De laatste keer dat Fabricio hem zag, wees de man naar buiten, naar de blote benen op straat. ‘Nog even en onze vrouwen dragen geen rokjes meer.’
Fabricio schepte extra chocola op het hoorntje zonder stiekem te doen, ‘Vanwege de moslims, meneer?’
Hij schudde lachend zijn hoofd, ‘Nee, vanwege die opdringerige Italianen hier in Oost.’ Ondanks de grijns zag de man zo grauw dat Fabricio met hem mee grinnikte.

Het was nu al midden mei en het bord waarop Fabricio Rokjesdag special had geschilderd, stond nog achter de toonbank. De winkel was alweer maanden open, maar Fabricio verkocht nauwelijks. Hij wist dat er ijszaken waren die boerenkool verkochten wanneer het buiten koud was. Maar schepijs was zijn specialiteit, bollen scheppen wat hij kon.

Hij lepelde chocola, bosbessen en tiramisu op een hoorntje en ging bij het raam zitten. Er stopte een volle tram bij de halte voor de deur, maar niemand stapte uit. Fabricio dacht aan de dag dat de bekende Nederlander met een mes in zijn borst zijn kant op kwam. Ze hadden elkaar even aangekeken. Toen was de dikkerd ineen gezakt.

Nu lag er niemand hulpeloos op straat en fietsten mensen met hun jas nog aan zijn winkel voorbij. Aan de overkant knipperden de neonletters KingKongs Kebab. De homp lam draaide rond aan het spit.
Fabricio hapte in zijn ijs.

Door Simone van Saarloos

Lees ook: 
Schrijvers vertellen (02-03-2012)

Schrijf je Straat is een tweemaandelijkse wedstrijd voor schrijftalent, georganiseerd door Schrijvers uit Oost. Iedereen kan inzenden, zolang Amsterdam-Oost een rol speelt in een verhaal van maximaal 1000 woorden. Op 31 mei veroverde George Gantzert een derde plaats, op twee stond Eva Kelder, en de eerste plaats is voor Simone van Saarloos. Met haar verhaal Theo’s favoriet sloot zij op 31 mei in Roest de eerste editie van Schrijvers uit Oost af, waarbij de bekroonde schrijver Gustaaf Peek centraal stond. Simone schreef een kort verhaal waarin Theo van Gogh, een Italiaanse ijsverkoper en een vaste klant een onverwachte rol spelen.