Natuur

Vleermuizen in het Diemerpark: ‘Als we ze konden horen zouden we stokdoof zijn’

Een clubje van zeven mensen verzamelt zich aan de voet van de Nesciobrug in het Diemerpark. Het zijn natuurliefhebbers van de KNNV, de 113 jaar oude vereniging voor veldbiologie. Het is donderdagavond halftien en precies donker genoeg. De lichtbundels gaan aan, en de batdetectors. “Er is een zeldzame tweekleurige vleermuis gespot en dat willen we meemaken!”

“Ver-re-weg de meest voorkomende soort in Nederland is de gewone dwergvleermuis.” Fons Bongers, initiator van de expeditie, zegt het met nadruk. “Maar van de achttien soorten die hier voorkomen, zijn er acht zeldzaam.”

Wat is een batdetector? Geert Timmermans, stadsecoloog en hobbyist, lacht. “Het geluid van de vleermuis is voor ons niet hoorbaar. Ze vliegen met de bek open, schreeuwen als het ware. Daar zouden wij mensen stokdoof van worden. Ze verkennen hun omgeving met geluid. Hoor je?” Hij wijst op z’n apparaatje. Tik tik prrr. “Dat is de gewone dwerg, piepfrequentie 45 kilohertz. Door de frequentie te meten, kunnen we vleermuizen herkennen. Elke soort heeft z’n eigen roepje, zoals een droge roffel of een rateltje.”

“Sst.” Fons houdt ineens stil. “Dit is de laagvlieger, die hebben we nog niet gehoord. Overdag houdt-ie zich schuil in gebouwen, meestal in dakconstructies. Hij wordt ook wel de tapdanser genoemd, vanwege dat typische geluid.” Ferry kijkt ondertussen haar ogen uit. Voor de Amsterdamse is het haar eerste expeditie. “Ik zie veel vleermuizen bij mij in de buurt. En wilde er wel eens iets meer over weten.”

Evert en Maria zijn er ook bij vanavond. “Evert is al sinds mensenheugenis lid van de KNNV,” zegt Maria met enige trots. Hij kwam al op de Diemerzeedijk toen er nog een hek omheen stond en leidt zelf ook excursies. Het is een hobby van hem. “Ik ben al 40 jaar vogelaar,” beaamt haar man. “Vleermuizen zijn geweldig, maar eigenlijk is alles wat vliegt mooi.”

Bij de grote plas aan de zuidoostzijde stoppen we. Fons schijnt met zijn lichtbundel over het water. We horen wat. “Welke piepfrequentie is dat?” vraagt hij. Ongeveer 43, zegt iemand. “Dat is een watervleermuis, denk ik. Het klinkt een beetje spetterig. Kijk, kijk, kijk, hadsee.” Verrukking bij de liefhebbers. In de lichtbundel vliegen er ineens twee. “Hoppa,” joelt Fons, “dit is een mooi plekje.”

Verderop, op de lange steiger tegenover de Lisdoddelaan, gaat Paul er even bij zitten. Zijn voeten bungelen boven het water. Hij is een echte liefhebber – ‘volkomen omnivoor en tuttifrutti’ – die veel doet voor de vereniging. In zijn opschrijfboekje houdt hij alles nauwkeurig bij. “Voor het verslag in de nieuwsbrief. Dit is toch gewoon vreselijk leuk?”

Kijk, een meervleermuis. Geert roept, Paul turft. “Die is nu ook waargenomen. Dan hebben we vijf soorten gezien toch? Dat is een aardige score. Op een goede avond kom je hier in het Diemerpark zó vijf tot zes soorten tegen. Dat is redelijk uniek.”

Tegen halftwaalf lopen we langzaam terug richting Nesciobrug. De tweekleurige heeft zich jammer genoeg niet laten zien. Ineens springt Maria op, ze slaakt een zachte gil. “Wat was dat?” Iedereen komt aangerend – je bent natuurliefhebber of je bent het niet. Het blijkt een rugstreeppad te zijn. “Dat zijn een beetje bodybuilders, als ze lopen,” noteert omnivoor Paul in zijn boekje.

Lees ook:
Natuurprojecten bij IJburg afgerond, natuureiland overgedragen aan stadsdeel Oost (30-08-2012)
Op pad met de stadsecoloog: ‘Pure wildernis in de stad’ (03-08-2012)
Meer artikelen over natuur in Oost