Het Tropenmuseum is gered, voor nu. Tot 2016 houdt het museum een jaarlijkse subsidie van 5,5 miljoen euro. Maar dat betekent niet dat het Tropeninstituut, waaronder het museum valt, blijft zoals het is. Deze zomer moet de kolos, zwaar van de geschiedenis en dik van een gesubsidieerd verleden, zichzelf opnieuw uitvinden. En snijden in eigen vlees.
Opluchting aan de Mauritskade: het Tropenmuseum blijft. Maar er staan grote veranderingen op stapel. Het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) moet drastisch afslanken. Het Tropentheater is al dicht en per 1 augustus zal ook de bibliotheek uit Oost verdwijnen. Voor de negen kilometer boeken, kaarten en documenten wordt naarstig gezocht naar een nieuw onderkomen. De hoop bestaat dat een universiteitsbibliotheek bereid gevonden wordt de collectie onder zijn hoede te nemen. Als er voor 1 januari nog geen onderkomen gevonden is, dreigt de collectie in de vuilnisbak te verdwijnen.
Ook het personeel is deels opgegeven. Negentig van de 260 arbeidsplaatsen van het KIT zullen verdwijnen. Bij de bibliotheek zijn op één na alle 33 medewerkers ontslagen. Bij het museum verdwijnt de helft van de 52 banen en ook bij de stafafdelingen gaan banen verloren. Onderdelen van het KIT die in de toekomst wel winstgevend zouden kunnen worden, zoals de kennisafdeling voor biomedisch onderzoek, worden gespaard. Ook het congresgedeelte blijft zoals het is.
Tropenmuseum behouden
Ondanks de bezuinigingen blijft het Tropenmuseum wel open. Op het nippertje werd in Den Haag besloten dat het museum tot 2016 aanspraak kan maken op 5,5 miljoen euro subsidie per jaar. Zo krijgt het museum de tijd om te zoeken naar andere geldbronnen en om subsidies aan te vragen. De ministeries van Ontwikkelingssamenwerking en Cultuur delen de kosten. Hierbij worden wel een aantal voorwaarden gesteld. Om kosten te besparen moet het Tropenmuseum fuseren met het Volkenkundig Museum in Leiden en het Afrika Museum in Berg en Dal. De collecties worden samengevoegd, maar de drie tentoonstellingsplekken blijven hun eigen locaties behouden. Het Tropenmuseum zou zich dan richten op educatie en jeugd, zo is het idee. Ook willen de beide ministeries dat het Tropenmuseum losgemaakt wordt van het KIT.
Amsterdam aan de zijlijn
De gemeente Amsterdam was in het verleden al nauwelijks financieel betrokken bij het Tropeninstituut en is ook nu niet van plan bij te springen. Vanuit de Stopera wordt vanaf de zijlijn gevolgd wat zich afspeelt tussen de het instituut en de ministeries. Dat een dergelijke houding niet altijd resulteert in het behoud van een instituut voor de stad, illustreert het lege gebouw naast het Tropeninstituut. Daar zat tot 2011 het Zoölogisch Museum Amsterdam dat, na jaren getouwtrek over financiële verantwoordelijkheid, is opgeslokt door Naturalis in Leiden.
Waarom het Stedelijk wel en het Tropenmuseum niet?
Hoe komt het dat het Tropenmuseum verloren dreigde te gaan, terwijl de musea in het centrum juist een uitgebreide opknapbeurt hebben gekregen? Het Tropeninstituut werd altijd betaald vanuit de budgetten van ontwikkelingssamenwerking, een van de departementen waarop de afgelopen jaren flink bezuinigd is.
In 2011 werd besloten dat het Tropeninstituut vanaf 2013 niet meer hoefde te rekenen op de jaarlijkse overheidsfinanciering van 20 miljoen. Het Tropeninstituut kreeg in 2013 nog eenmaal 15,3 miljoen euro, maar daarna zou het afgelopen zijn met het geld uit de ontwikkelingspot. De soep werd dus niet zo zout gegeten.