Twee jaar geleden verhuisde Rivka Bos (44) met haar man en kinderen (5 en 8) van de Weesperzijde naar Diemen, waar ze een oude melkveehouderij opkochten met ruim 2 hectare land. Het grasland vormden ze grotendeels om tot bloemenzee.
“Dit is allemaal ons land,” zegt Rivka, wijzend op de graslanden tot de horizon. “Het is waanzinnig,” lacht ze. “Daan had het gevonden op Funda. Eerst vond ik ’m niet goed bij z’n hoofd: véél te groot voor ons. Maar toen we gingen kijken, kreeg ik tranen in m’n ogen: hier wil ik wonen… En de kinderen renden tussen de schapen door en riepen dat ook.”
We staan op het terras van een oud boerenhuis, met uitzicht op de bloementuin en een vijver. Aan de horizon grazen schapen. “We gunden onze kinderen meer rust, in de stad zijn veel prikkels. Zelf leden we daar ook onder, realiseerden we ons later.”
Toen ze de boerderij kochten, stonden er nog verschillende schuren en stallen op het land, allemaal in vervallen staat. Ze vonden nog oude melkmachines. Grote delen van de weilanden zaaiden Bos en haar man in met bloemenmengsels. “Weide is goed voor schapen, maar niet voor insecten,” verklaart Bos. ‘We hebben langs de slootkant elzen en berken geplant en daaromheen bloemenmengsels ingezaaid.”
Ervaring met tuinieren hadden de twee tot dan toe nauwelijks. Op de Weesperzijde hadden ze slechts een klein tuintje, gedeeld met de buren. Nu werken ze dag in dag uit om een droomoase vol vlinders en bijen te maken. Ze schakelden een hovenier in die hielp met het maken van een tuinplan. Hij zocht uit welke planten bij de bodem passen. Zoveel mogelijk materialen uit de tuin werden hergebruikt. Zo is de grond die vrijkwam bij het maken van de vijver gebruikt om glooiingen aan te brengen, en van de stenen die op veel plekken in de grond bleken te zitten zijn muurtjes gestapeld met muurplanten waar insecten van profiteren.
Een van de eerste dingen die Bos en haar man deden na de aankoop was heel veel wilgen aanplanten rondom het perceel. Ze maakten de boomgaard compleet door appel-, peren-, en pruimenbomen bij te planten en ze schaften een tweedehands kas aan voor een eigen moestuin. “We hebben vanochtend nog aardappels gerooid,” vertelt Bos trots. In de kas prijken trossen glimmende tomaten en hangen komkommerplanten opgeknoopt. De palmkool is grotendeels opgegeten door koolwitjes. “Maar ach’, relativeert ze, “dan heeft in ieder geval iémand ervan gegeten.” Ook de doorgeschoten venkelplanten laat Bos staan voor de insecten.
In de bloementuin naast het huis fladderen koolwitjes over de verbena. Het zoemt er van de bijen en hommels. “Toen we hier kwamen wonen waren er nauwelijks insecten, nu wemelt het ervan.”