Thijs Reuten zit namens de Partij van de Arbeid in de bestuurscommissie van het stadsdeel. Tijdens de vorige termijn was hij wethouder en zat zijn partij nog stevig in het zadel, zowel in de Stopera als in het stadsdeelkantoor. Nu zijn de machtsverhoudingen en de bestuurlijke indeling anders.
Thijs Reuten is gekleed voor de dag op het stadsdeelkantoor: pak, nette schoenen, beetje gel in de haren. Voor hij zijn werkdag begint – “een leuke mix van vergaderen en mensen ontmoeten” – spreekt hij ons in een koffietentje op het Christiaan Huygensplein, het bescheiden winkelcentrum in de Watergraafsmeer. Reuten woont er sinds 2003 vlak achter, in een huurhuis.
Hij vond de plek om af te spreken moeilijk kiezen. “Ik heb een hele brede portefeuille: economie, wonen, bouwen, sport, dus ik kom eigenlijk overal. Ik heb uiteindelijk gekozen voor deze plek in mijn eigen buurt. Het is op zichzelf een leuk pleintje. Het is een van de weinige buurtcentraatjes die het goed doet.”
Mede onder uw verantwoordelijkheid is slechts een kilometer verderop Oostpoort verrezen. Dit centrum was er al jaren. Wat denkt u dat de ondernemers daarvan vinden?
“Als ik kijk naar hoe het gaat sinds Oostpoort open is, denk ik dat ze er hier niet zoveel van vinden. Dit winkelcentrum verzorgt Betondorp, Amsteldorp, Jeruzalem. Juist in die kleine buurtjes zijn er weinig winkels, daar draait dit winkelcentrum op. Er is hier geen sprake van grote leegstand.”
Dat is niet overal in Oost het geval.
“Ik ben wel benieuwd waar jullie dat dan gezien hebben.”
Op de Middenweg.
“Staan drie panden leeg waarvan er één wordt verbouwd.”
Oostpoort.
“Is nog 10 procent niet van verhuurd.”
In en rond de Javastraat staan panden leeg en zitten winkeliers met subsidie in de winkelpanden.
“Nou, je kan niet zeggen dat het daar nou zo slecht gaat.”
Wat wrevelig: “Oké, jullie vragen wat over die leegstand. Wij werken er keihard aan, vooral om te kijken waar belangstelling voor is, maar we zijn afhankelijk van eigenaren. Zij kiezen hun huurders. Je kan er in proberen te sturen door na te denken wat een straat nodig heeft, maar wij bepalen niet welke winkels waar komen. Leegstand betekent ook kansen voor winkeliers om door te schuiven, bijvoorbeeld in de Van Swindenstraat. Maar als de verhuurder het pand dan weer aan de eerste de beste verhuurt die binnen een half jaar weer weg is… Wij proberen verhuurders te overtuigen goed na te denken aan wie ze het verhuren.”
U denkt dat de vraag naar meer winkels zal blijven stijgen?
“De voorspelling dat de detailhandel zou verdwijnen is in ieder geval nog niet uitgekomen. Winkels willen aanwezig blijven in het straatbeeld, mensen zien nog steeds graag wat ze kopen in het echt, maar je weet nooit hoe je economie over tien jaar georganiseerd is.”
Maar daar moet over nagedacht zijn. Hoe ziet dat er over tien jaar uit?
“Oostpoort is over tien jaar nog zoals het is. Mensen die in Oost wonen, zeker met de nieuwe buurten, gaan niet meer naar de Kalverstraat om hun boodschappen te doen. Er is een aantal subcentra ontstaan. Oost miste een winkelhart met grotere winkels.”
Hoe hou je de balans tussen een stadsdeel waar veel gewoond wordt en de plannen van Amsterdam met dit stadsdeel?
“We zetten bijvoorbeeld een maximum op het aantal horecavergunningen dat uitgegeven wordt. Het samenspel moet komen van mensen die de goeie ideeën verzinnen en die de buurt begrijpen. Wij bewaken die balans als het gaat om de maat van voorzieningen. Ik ben zelf bijvoorbeeld helemaal niet bang voor meer hotels, maar het moet in de juiste verhouding en passen bij de buurt.”
U was in de termijn hiervoor wethouder in Oost. Vindt u het niet jammer dat de stadsdelen zo hebben moeten inleveren?
“O ja, ik vind het heel jammer. Maar ik discussieer nog steeds op basis van argumenten. Die macht interesseert mij niet.”
De PvdA zit niet in het college in de Stopera, hier in Oost wel. Hoe regel je dat de belangen van de PvdA in Oost toch behartigd worden?
“Door met goeie verhalen en argumenten te komen. Natuurlijk ben je het wel eens oneens met een beslissing, daar moet je het over hebben en de consequenties van die beslissing zichtbaar maken. Als wij in Oost denken dat het anders moet, gaan we zorgen dat we het oplossen en anderen daarvan overtuigen. Daarvoor zit ik hier, voor de mensen in Oost.”
De bereidheid om te luisteren moet je wel vinden in de Stopera. Zou dat kunnen leiden tot spanningen?
“Spanningen? Toe maar. Nee, bij mij niet. Het college in de Stopera is ook heel divers van samenstelling. De VVD, SP en D66 moeten onderling ook overleggen. Mijn partijgenoten in de gemeenteraad kunnen een bijdrage leveren door aan de juiste kanten te trekken. Jullie vinden het misschien niet leuk om te horen, maar ik moet hier gewoon mijn werk doen.”
Veel van uw collega’s zeggen dat de commissie gezelliger geworden is, minder politiek.
“Dat herken ik niet. Politiek gaat wat mij betreft niet over het gezellig hebben, of over het leuk hebben met elkaar. Het gaat over problemen van mensen en problemen van de stad, dus ik doe hier absoluut niet lacherig over. U vraagt mij: is het als PvdA-man moeilijk? Dan zeg ik: nee. Want ik ga uit van mensen die goeie ideeën hebben voor de stad en de bewoners. Daar help ik bij. Dat doe ik elke dag met het hart op de goede plek. Ik heb geen last van het feit dat er een ander college zit. Ook met de PvdA in het college moest je je best doen om je punt erdoor te krijgen.”
Serie: Politieke kopstukken van Oost – deel 4.
Lees hier de andere delen.