De cafés en restaurants zijn weer open, de terrassen lopen vol maar op sommige horecaplekken blijven de deuren na corona gesloten. Daar horen grotere zaken bij, zoals het café-restaurant van de Hermitage aan de Amstel, maar ook Michel-Inn aan het Steve Bikoplein in Oost heeft het niet gered. Deze faillissementen zouden slechts het begin van een kaalslag onder kroegen zijn, ook in Oost.
Dat is een omkering van de werkelijkheid in een paar maanden tijd. Die omkering gaat zo snel dat het politiek lastig bij te benen is. De bijeenkomst van de stadsdeelcommissie – gebied Oud-Oost –van 11 juni had dan ook een ietwat surrealistisch agendapunt: de horecavisie van de stad en de pilot in Oud-Oost die hierbij zou komen kijken.
De start van deze nog te vormen visie lag in de goede oude tijd, april 2018, toen de ambtelijke toetsenborden bijna automatisch zinnen opleverden als: “De horeca is een bloeiende economische sector. De stad wordt drukker, het consumentengedrag verandert en de relatie tussen horeca, detailhandel, cultuur en dienstverlenende functies verandert mee. Dat uit zich niet alleen in een grotere vraag naar horeca, meer gebruik van de openbare ruimte door terrassen, als ook in de vervaging tussen en de vermenging van deze functies. Dit zijn trends en ontwikkelingen in de sector waar het huidige beleid onvoldoende in voorziet.” Das war einmal.
Terwijl het stadsdeel met spoed extra terrasvergunningen aan het regelen was om de cafés en restaurants te helpen het hoofd boven water te houden, werd tegelijkertijd in de stadsdeelcommissie – voorzichtig – gepraat over de mogelijkheden voor nieuw beleid om het aantal terrassen te verminderen. Deze discussie is door corona weliswaar even op een laag pitje gezet, zal waarschijnlijk dit jaar doorpruttelen, maar volgend jaar moet het vlammetje weer hoger worden gedraaid omdat er nieuwe wetgeving zit aan te komen.
Dat het onderwerp op de agenda van Oud-Oost stond is verklaarbaar. In dit gebied ligt de Weesperzijde, het is de wijk met de meeste cafés, restaurants en snackbars per inwoner van alle wijken in Oost (vier keer meer dan de schraalste wijk: IJburg). De horecadichtheid in de Weesperzijde ligt overigens nog een stuk lager dan aan de andere kant van de Amstel.
Echt hard is het met de groei van het aantal horecagelegenheden tussen de twee crisissen door niet gegaan, zeker niet in verhouding tot het aantal klachten. Dat is in dezelfde periode bijna geëxplodeerd. De Amsterdamse Rekenkamer heeft dit fenomeen bekeken, wist wel een aantal verklaringen te noemen maar kreeg er toch ook niet helemaal de vinger achter. Wat de Rekenkamer wel wist te achterhalen is dat de gemeente weinig tot niets heeft gedaan met de adviezen die ze kreeg voor een betere afhandeling van de klachten. Vergeleken met 2014 sorteert de gemeente deze klachten nu beter uit, maar daarna raakt het zicht op afhandeling volledig zoek, net als zes jaar geleden. “We constateren dat de gemeente nog steeds niet in staat is om te leren,” is de heldere conclusie van de Rekenkamer.
De bedoeling van de nieuwe horecavisie is (onder andere) dat bewoners meer inspraak krijgen om ‘aan de voorkant’ mee te praten over bijvoorbeeld de soort horeca die ze graag in hun buurt zouden willen, gelet op mogelijke overlast. Nu mogen bewoners vooral iets vinden als een vergunning is aangevraagd (ambtelijk: ‘de achterkant’) en mogen ze klagen.
Doorgaans verdwijnen klachten niet met het formuleren van een nieuwe visie. Blijkbaar neemt het aantal klachten wel veel sneller toe dan het aantal horecazaken. Zou dit kunnen betekenen dat als het aantal horecazaken afneemt, zoals nu dreigt, de visie gaat verdwijnen?