Nieuws

Kunstcollectie Piet van Eeghen vertelt zijn levensverhaal

Piet van Eeghen (1816-1889) was een doopsgezinde bankier met filantropisch hart. De oprichter van het Vondelpark en het Prinsengrachtziekenhuis stichtte ook de eerste Amsterdamse sociale woningbouw. Hij had een grote kunstcollectie van wereldfaam, waarvan hij na zijn dood het grootste gedeelte aan de stad schonk. Sinds eind maart zijn in het Amsterdam Museum de schilderijen, tekeningen en prenten voor het eerst als verzameling tentoongesteld. 

Als lid van een familie die bij de handelselite van de stad hoort, heeft Van Eeghen een welvarende jeugd aan de Keizersgracht. Zijn voorouders vluchtten in de 17e eeuw vanwege hun geloof vanuit katholiek Vlaanderen naar het protestante Amsterdam. Doopsgezinden zijn welkom in de stad zolang hun kerk verborgen blijft voor de buitenwereld. De familie begint een handel in Vlaamse stoffen die zich snel uitbreidt en investeert tijdens de 18e eeuw in Surinaamse plantages. De Van Eeghens handelen niet in mensen. Wel wegen, vermoedelijk door de waarden en normen van destijds, bedrijfsbelangen zwaarder dan leed en profiteren ze door hun handel in katoen, suiker en tabak via een omweg van slavernij en onderdrukking. De sociale burgerinitiatieven die Van Eeghen later begint zijn voornamelijk gericht op Amsterdam.

Van Eeghens moeder overlijdt in het kraambed. Zijn vader hertrouwt met Anna Cecilia Huidekoper, zus van de in 1842 eerste doodsgezinde burgemeester van Amsterdam. De families hebben nauwe banden. Piet huwt burgemeestersdochter én nicht Cato Huidekoper. Haar moeder is de zus van Piets vader. Ze kennen elkaar al lang, brachten als kind veel tijd door op (feestelijke) bijeenkomsten of in de familiehuizen in Breukelen en Kennemerland. Het stel krijgt twaalf kinderen, drie van hen sterven op jonge leeftijd. Cato’s ongetrouwde zus Geertruida en Piets zus Jacoba hebben ambities als kunstschilder en maken op 17eeuwse meesters geïnspireerd werk.

Na een choleraepidemie richtten Van Eeghen en zes andere mannen in 1843 de Vereeniging voor Ziekenverpleging op. Doel is betere zorg te geven dan het Binnen- en Buitgasthuis, twee stadsziekenhuizen waar de situatie schrijnend is. Arts Jan Pieter Heije is voorzitter, Van Eeghen jongste bestuurslid. Alleen jonge, protestantse vrouwen mogen voor de vereniging werken. Ze worden de eerste geschoolde verplegers van het land en verzorgen zieke Amsterdammers thuis. Hun werk, vergelijkbaar met wijkverpleging, wordt betaald van donaties. 

Drie jaar later stichten Van Eeghen en de zes invloedrijke vrienden de Vereniging tot Opbeuring van Boetvaardige Gevallen Vrouwen op. Bedoeling is prostituees met ander werk en een woning een nieuw bestaan te geven. Vanaf 1847 leiden Piet en zijn neef de firma Van Eeghen & Co. Ze kopen schepen en drijven handel met Nederlands-Indië. Piet regelt vooral de verzekeringen van het bedrijf. Ook financiert hij de stichting die in een voormalige bierbrouwerij buiten de stad de ‘gevallen’ Amsterdamse vrouwen opvangt. In 1854 kopen Van Eeghen en zijn zes invloedrijke vrienden drie afgebrande grachtenpanden en beginnen daar de eerste particuliere verpleeginrichting: het Prinsengrachtziekenhuis. Vanaf 1859 is hij president-commissaris van de Nederlandsche Bank. Zijn uitgebreide netwerk blijkt een goed instrument om betere Amsterdamse woningen voor arbeiders te realiseren.  

Eén van zijn belangrijkste projecten is de aanleg van het Vondelpark in 1864. Amsterdam heeft dan nog weinig groen. Van Eeghen begint de Vereeniging tot Aanleg van een Rij- en Wandelpark en doet een oproep aan de Amsterdammers om te doneren. Net als bij zijn andere projecten is Van Eeghen zelf een van de grootste geldschieters en bekostigt hij dit met familiekapitaal. Binnen een jaar verandert een drassig weiland in het Nieuwe Park. Aanvankelijk wordt de plek vooral door rijke Amsterdammers bezocht. Vanaf 1867 heeft het park een standbeeld van Joost van de Vondel en wijzigt de naam Nieuwe Park in Vondelpark. Tien jaar later is het project voltooid. Na de Tweede Wereldoorlog blijkt onderhoud van het park te duur voor de vereniging en wordt de gemeente de nieuwe eigenaar. Anno 2024 heeft het Vondelpark jaarlijks meer dan 10 miljoen bezoekers.

Mede door hun inzet voor goede doelen zijn de doopsgezinde Van Eeghens in de 19e eeuw volledig geaccepteerd in de stad. Als Adriaan van der Hoop – een van Amsterdams grootste kunstverzamelaars – in 1854 overlijdt en zijn werk aan de stad nalaat, dreigt openbare verkoop omdat de gemeente geen erfbelasting wil betalen. Van Eeghen en andere rijke Amsterdammers betalen de belasting en beginnen Museum van der Hoop dat in 1885 overgaat in het Rijksmuseum. 

Hoewel de collectie van Piet van Eeghen veel klassiek werk heeft, houdt hij het meest van eigentijdse kunst. Daarom is hij in 1863 betrokken bij het oprichten van Museum Fodor, vernoemd naar ondernemer en kunstverzamelaar Carel Joseph Fodor. Na zijn overlijden in 1860 erfde Amsterdam zijn kunstverzameling. Het museum sluit in 1993. De Vereeniging tot het vormen van eene openbare verzameling van Hedendaagsche Kunst te Amsterdam is de voorloper van het in 1895 geopende Stedelijk Museum. Van Eeghen maakt dat niet meer mee. Op 25 oktober 1889 overlijdt hij op zijn 73everjaardag. Behalve zijn kunstverzameling laat hij ook anderhalve ton in guldens (nu zo’n twee miljoen euro) na om het Stedelijk Museum te realiseren. Dat bedrag wordt opgeteld bij de erfenis van Sophia Adriana Lopez Suasso-de Bruijn. Haar kapitaal was voor hetzelfde doel gereserveerd.

Vergeleken met tijdgenoten die een grote bijdrage leverden aan de vooruitgang van het destijds voor een groot deel arme Amsterdam, opereerde Van Eeghen in stilte en bleef hij tamelijk onbekend. Zijn geloofsovertuiging motiveerde hem de leefomstandigheden van zijn medemens te verbeteren. Ook speelde mee dat Van Eeghen en zijn kompanen en partners Amsterdam als ‘hun’ stad beschouwden en die wilden opknappen. Voor veel van zijn rijke participanten was deelname aan Van Eeghens sociale projecten een win-win situatie. De projecten leverden werkgelegenheid op, en betere zorg, huisvesting en meer recreatie droegen bij aan een sterkere gezondheid en daardoor hogere productiviteit. Steeds bleek Van Eeghen de verbindende factor tussen alle partijen. De expositie van zijn kunstcollectie die zijn levenswerk in woord en beeld vertelt, duurt tot 30 juni.