De lastminute-trip naar Turkije was een idee van Frank geweest. Zij zat nog met de volledige hypotheeklasten van de watervilla. Wim weigerde nog langer mee te betalen, hij had Inge zwanger gemaakt en begon een nieuw leven in Eindhoven. De lichtstad, voegde hij eraan toe, vast om zijn vooruitzichten nog wat sprankelender te maken.
En Frank had een buitengewoon slecht jaar gedraaid, vandaar de all-inreis… Ze kochten gebreide petjes, al wisten ze nog niet wie ze daar blij mee zouden maken, leren armbandjes, een zon van keramiek voor haar moeder…
’s Nachts was het te heet om dicht tegen elkaar aan te kruipen. Dat halen we wel in, zeiden ze steeds en woelden vervolgens op het harde bed. “Slaap jij?” “Nee.” “Het is al bijna ochtend. Hoeveel dagen nog?” “Nog drie.” “Oké.” “Vind je het veel of weinig?” “Iets er tussenin.” “Ik ook.”
De volgende ochtend verzekerde hij haar dat ze er leuk uit zag. Op het toilet van een café zag ze dat hij gelogen had. Haar haar was van stro en ze was verbrand onder haar ogen. Misschien was het wel beter geweest wanneer ze toen al gestopt waren, maar dat doe je nou eenmaal niet. Niet op vakantie, op vakantie was toch ook niet helemaal het echte leven. Dus liepen ze gearmd langs nog meer souvenirwinkeltjes. Zijn hand gleed af en toe af naar haar bil en dan deed zij of ze niets merkte. Ze spraken nog het meest over het weer in Nederland. Ze waren duizelig van de hitte, maar thuis regende het.
De eerste avond, zo romantisch, fantaseerden ze nog over emigreren. Frank kon veel beter in Turkije pandjes doorverkopen. Al die schattige huisjes hier, met scheve muren en hier en daar nog wat blauwe verf. Zij kon de telefoon opnemen en er was vast nog zoveel meer te doen. Over het gietijzeren tafeltje pakte hij haar hand. Hij was gewoon te jong voor haar. Ze had gesmokkeld met haar leeftijd en nu dacht hij dat ze vijf jaar jonger was. Zet zo’n leugentje maar weer eens recht!
Wat hij ook niet had moeten doen, was over Wim beginnen. Hij had zich hardop afgevraagd hoe het mogelijk was dat ze ooit iets in hem had gezien. Bij die woorden lachte hij echt zo hard dat ook een oud, krom mannetje op het plein van wie je zou zweren dat hij doof was, opkeek. En Frank werd steeds openhartiger, hij vertelde wat Wim hem bij de eerste afspraak over haar had verteld: ‘grootste vergissing van mijn leven’, ‘jaren weggegooid’, bij de opmerking ‘nooit echt verliefd op haar geweest’, werd gelukkig net het eten opgediend. Frank trok met zijn tanden het vlees van zijn spies en zei, zoals een irritante nepvriendin zou kunnen doen: “Gek hè, dat Wim me dat allemaal vertelde.” “Ja, heel gek,” mompelde ze. “Hij vertelde ook nog iets anders.” “Ik kan niet wachten.” “Iets intiems.” “Hmm.” “Ik ben het niet met hem eens hoor.” “Ik geloof niet dat ik het wil weten.” Zwijgend aten ze hun baklava, ze voelde links achterin haar slechte kies opspelen.’
Door Josine Marbus