Via via hoorde ze dat Wim spijt had. Het zou hem tegenvallen in de lichtstad. Zijn volle vriendin was alleen maar met het kind bezig. Tsja, het kwam meer voor. Maar zolang het via via was, betekende het nog weinig. Ze kon het niet helpen dat ze meteen dacht dat ze de huurders misschien nog kon cancelen als ze het nu deed. Nu! Dan hoefde ze de overige twintig verhuisdozen niet meer in te pakken…
Die beste mensen hadden hun ticket natuurlijk al gekocht. Terwijl ze zich sterk afvroeg of ze Frank hierover kon bellen, kwam er een auto stapvoets naast haar rijden. Ze zag twee jonge mannen in pak. Een van hen hing uit zijn raampje. Ze hadden net gehuild of heel hard gelachen, een van de twee. Ze hikten nog na.
Ze waren op zoek naar nummer 134. Maar er was hier helemaal geen nummer 134. Naast nummer 136 lag een lege kavel achter een bouwhek. En een paar meter verderop glansden de ruiten van 132. Er lagen hondendrollen, een afgedankte step en wat ijzerdraad. De man achter het stuur barstte opnieuw in een daverend lachen uit. Nu rook ze de alcohol. De ander lachte zonder lawaai, hij gniffelde en snurkte tussen de uithalen van de ander door. “Auw, auw, mijn buik.” Hij had een door acne getekende huid. Waren het soms corpsballen?
Ze dacht aan haar twintig dozen. Haar kasten en eettafel zou ze achterlaten. Een snoezig gezin uit Zweden zou een jaar in haar huis wonen. Blonde koppies in haar keuken, haar bad, haar tuin, op haar steiger. Als ze over een jaar terugkwam zou 134 ook af zijn. De bal het dichtst bij haar zei te hard: “We zijn uitgenodigd. Er is daar een feest.”
Ze zei: “Ga lekker naar huis, joh.”
“En dit pak, wat denk je dat dit kost?”
…
“Tweehonderd euro!”
Terwijl ze andere dingen dacht vroeg ze: “Heb je dan geen telefoonnummer?”
“Dat zit in mijn andere broek… Die ligt bij hem. Die broek.” Ze giechelden beiden.
Ze had hier geen zin meer in en dat zei ze ook.
“Shit man, hebben wij weer.” En daar kwam de volgende lachkick.
Ze liet hen maar voor wat ze waren. Even zag ze een plaatje in de nabije toekomst. Het is Kerst. Ze zit met haar moeder op de bank in Franks huis. Het is haar bank, want dat bruine ding dat er stond moest nodig weg! Ze zag er niet eens tegenop. Sterker nog, het zou wel eens de beste Kerst ever kunnen worden. Wim zou haar toch op zijn minst zelf eerst een keer moeten bellen. Nadat ze hem met de baby had gefeliciteerd (ze had een kaart met een grote, lachende, blote olifant gestuurd) was er geen contact meer geweest.
Op de terugweg naar Franks huis zag ze dat de corpsballen inmiddels aan de andere kant van het hek stonden. Een sjorde nog onhandig zijn gulp dicht. Hij stak wel gewoon zijn hand naar haar op.
“Dat lucht op,” riep ze, doorstappend.
“Joehoe, hee! Welke kant is het snelst naar de stad?”
Ze konden eigenlijk niet meer autorijden, maar moest zij dat zeggen…
Ze nam zich ter plekke voor om het nieuwe jaar onbezorgd, geliefd en invoelend in te gaan. Maar nu nog even niet! Ze wist zelf nog niet wat ze wel en wat niet met Frank zou delen straks. Weg met twijfel. Leef gewoon en geniet met wie meedoet!
“Hee, hee, heb jij geen zin in een feestje?”
Ze riep terug zonder zich om te draaien: “Er zijn wel grenzen.”
“Hee, wat zeg je?”
“Andere keer!”
Josine Marbus
Andere verhalen van Josine Marbus:
Kort verhaal ‘Rollenspel’
Kort verhaal ‘Expat-express’
Kort verhaal ‘Vakantieliefde’
www.josinemarbus.nl