Ooit een tijger op het ijs gezien? In de Jaap Edenhal is dit wekelijkse kost: ijshockeyclub Amsterdam Tigers speelt daar zijn thuiswedstrijden. Donny Pohlman (20) is een ambitieuze speler die vertelt over zijn liefde voor de sport.
Hoe kwam je met ijshockey in aanraking?
“Ik kom uit een ijshockeyfamilie. Mijn opa ijshockeyde, mijn vader ook, en ik speel nu samen met mijn broer voor Amsterdam Tigers. Als baby ging ik mee naar wedstrijden, als vierjarige ging ik naar de ijshockeyschool, op mijn zestiende debuteerde ik in de Eredivisie. We spelen inmiddels in de BeNe League met sterke Belgische teams zoals Bulldogs de Liège en Herentals, echt een uitdaging. Ik zit nu vier jaar bij Amsterdam en krijg veel speelminuten.”
Waar ben je goed in?
“Ik ben snel, sterk aan de puck en heb prima handen (een goede techniek, red.). Ik wil beter leren schieten. Niet zozeer harder, maar wel vlugger en accurater. En verdedigend wil ik mijn tactisch vermogen verbeteren.”
Wat zijn je ambities, persoonlijk en met het team?
“We moeten bij de eerste acht eindigen, dan halen we de play-offs om het kampioenschap. De titel is misschien niet reëel, maar we gaan er wel voor. Ons budget is niet heel groot; er wordt goed gezorgd voor ons materiaal, we hebben met online supermarktketen Picnic een stabiele hoofdsponsor en de hal is meestal aardig gevuld met zo’n duizend mensen. Dat geeft mij energie om mezelf te laten zien. Wij zijn Amsterdam en we willen iedereen verslaan, dat moeten we uitstralen.
Bij sommige andere teams wordt echt salaris betaald. Ik speel voor mijn plezier en om hogerop te komen. Eerder kreeg ik aanbiedingen uit Amerika om daar te spelen, maar die waren het net niet. Ik zou heel graag ooit naar het buitenland gaan. Naar Amerika of anders Canada, Rusland, Finland, Duitsland. Professioneel ijshockeyen is mijn droom. Ik moet constant blijven presteren om die waar te maken. Daniel Sprong speelt bij Anaheim Ducks en is de enige Nederlander in de NHL (Amerikaanse ijshockeycompetitie, red.). Hij is een voorbeeld voor het Nederlandse ijshockey.”
IJshockey is een ruige sport. Ben je vaak bont en blauw?
“Ik heb veel blessures gehad. Ik brak mijn pols, die stond helemaal scheef, maar ik herstelde en niets houdt mij tegen om het ijs op te gaan. Laatst heb ik twee ribben gebroken en twee wedstrijden daarmee gespeeld zonder dat ik het wist. En er zit nu een scheur in m’n knieschijf, maar ik speel gewoon. Je moet een beetje doorbijten. Als een dokter zes weken rust adviseert, ga ik na twee weken het ijs op. Dat is misschien niet goed, maar ijshockey is mijn leven. Ik stop pas als m’n lichaam dat aangeeft.”