Bewoners van Oost die uitzien naar een leraar of agent als buur hebben pech. Voor deze groepen zijn de huizen hier te goedkoop of (veel) te duur. De aanval die het gemeentebestuur, met wethouder Ivens van Wonen (SP) voorop, op de Amsterdamse woningmarkt heeft ingezet, zal hier naar verwachting weinig aan veranderen.
Die aanval bestaat vooralsnog uit een hele reeks brieven, nota’s, rapporten en flappen waar de gemeenteraad zich dezer dagen doorheen worstelt. Die stapels papier zijn maatregelen-in-wording: meer jongerenwoningen en vooral meer middenhuur, meer middeldure koop, minder huurstijging.
Het is een explosief mengsel van maatregelen voor de Amsterdamse woningmarkt. Explosief niet omdat het de huizenprijzen verder omhoog kan stuwen, maar omdat het de bodem onder vele plannen voor de bouw van nieuwe woningen kan wegslaan. En dat terwijl Amsterdam juist in hoog tempo wil bijbouwen.
Voorafgaand aan de papierproductie voor de raad heeft de publiciteitsmachine van de wethouder op volle toeren gedraaid. Een van de meest in het oog springende berichten was de aankondiging van maximumprijzen (tussen de €175.000 en €297.000 – in Oost zijn huizen in deze prijsklasse zeer schaars) voor koopwoningen in de middensector. Maar het meest brisante voorstel lijkt schuil te gaan onder de wat stoffige titel ‘Verordening doelgroepen woningbouw Amsterdam 2019’.
In deze verordening legt Ivens vast voor welke inkomensgroepen nieuwe middenhuurwoningen zijn bedoeld. De verordening bepaalt ook na hoeveel jaar een middenhuurwoning (25 jaar) of sociale woning (15 jaar) mag worden verkocht. En vooral tegen dit laatste loopt alles wat zich woningbouwer noemt te hoop. De Amsterdamse woningcorporaties tonen zich misschien nog wel het meest gefrustreerd. Zij zien in deze maatregel een aanmoediging voor het bouwen van ‘nep-sociale huurwoningen’ of ‘marktwoningen met een sociale strik erom’. Woningen die zij niet zullen gaan bouwen. Ook projectontwikkelaars en beleggers reageren teleurgesteld, want met alle maatregelen die het gemeentebestuur neemt gaat wat hun betreft de lol en het rendement van het bouwen er enorm af.
In dit stadium van de besluitvorming zijn deze reacties natuurlijk ook een wedstrijdje armpje drukken met het gemeentebestuur. In die wedstrijd zit de gemeente klem tussen de wens tot bouwen voor de middengroepen en de prijs die dit met zich meebrengt. De prijs kan oplopen tot tientallen zo niet honderden miljoenen, al naar gelang de plek en omvang van het te bouwen huis.
Oost is aan de dure kant. Vooral in Zuidoost, Nieuw-West en ook Noord is de grondprijs nog laag genoeg om (ook wat grotere) huizen te kunnen bouwen en daar als investeerder ook nog geld aan over te houden. De toekomstige leraar, agent en verpleegkundige zal dus straks niet de nieuwe buurman of -vrouw in Oost zijn, maar vooral te vinden zijn in een koop- of huurwoning buiten de ring – als die er al is.
Gepubliceerd in LEEF, het woonmagazine van Amsterdam.