Nieuws

Inspiratiedagen Cosmicus Montessori Lyceum

Om leerlingen een idee te geven van ‘wat ze later kunnen worden’, wordt er op veel scholen beroepsvoorlichting gegeven aan kinderen van de hogere klassen. Zo ook op het Cosmicus Montessori Lyceum (CML). Om niet meteen te vervallen in hokjes van beroepen, bedacht de school een bijzondere vorm van Loopbaanoriëntatie: de Inspiratiedagen.

Vlak na de herfstvakantie volgden leerlingen van de 3e en 4e klas ’s ochtends workshops van mensen die van hun passie hun beroep hebben gemaakt en gingen ze ’s middags op excursie om verschillende beroepen van dichtbij mee te makken.

Zo stonden ze met hun neus op journalistiek en tv (Cees Grimbergen), acteurschap (Phi Nguyen), dirigeren (Jan Joost van Elburg) op een professor (Sjoerd Karsten) en op de rechterhand van de burgemeester van Amsterdam (Hans Huissoon).

Zowel leerlingen als workshopsleiders zijn enthousiast over de inspiratiedagen. Wat is en nu inspirerender dan uit eerste hand te horen wat iemand nou zo leuk vindt aan zijn/haar beroep.

Eén van de workshopleiders was Louise Koopman, redacteur en schrijver van Spijbelen doe je maar thuis (over belevenissen van Trudy Coenen, docente op een vmbo in Amsterdam). Zij gaf niet alleen een workshop, maar schreef haar ervaringen ook op. Hieronder lees je haar verhaal.

Inspiratie

Ik vind het een fantastisch idee, inspiratieworkshops voor leerlingen van klas 3 van het voortgezet onderwijs. Waren die er maar geweest toen ik zelf vijftien was! Want op die leeftijd had ik nog geen idee wat ik wilde gaan doen in het leven. Totaal niet. Wat had ik toen graag zo’n workshop gevolgd! Maar die bestonden toentertijd nog helemaal niet. Beroepsoriëntatie, dat was er wel. Maar ja, dat was  zo doelgericht en specifiek dat het daardoor al bijna beperkend was. Een algemener verhaal over wat mensen inspireert, hoe ze geworden zijn wie ze geworden zijn – beroepstechnisch en anderszins, het kan de leerlingen zomaar op ideeën brengen.

Ik, niet gewend te spreken voor leerlingen, ook niet voor andere groepen trouwens, had het verzoek gekregen om wat te vertellen over mijn beroep en hoe dat zo gekomen was. Ik schrijf boeken en ik werk als redacteur. Spannend, want het geschreven woord is dan wel gesneden koek voor me, maar met het gesproken woord ligt dat natuurlijk wel even anders. En dan kwam ik ook nog eens voor een groep pubers te staan die ik niet kende. Met enigszins klamme handen fietste ik op de afgesproken dag naar het CML aan de Mauritskade.

Langzaam druppelen de leerlingen van de eerste groep het lokaal binnen. Zo’n tien kinderen gaan verspreid in de klas zitten. Zo ver mogelijk van elkaar, en vooral ook zo ver mogelijk van mij vandaan. ‘Misschien kan je je even omdraaien,’ zeg ik tegen een leerling die met haar rug naar me toe is gaan zitten. ‘Dan kan je het beter volgen.’ Met een stoïcijnse uitdrukking op haar gezicht draait ze zich om. Ik grinnik in mezelf. Pubers…
‘Mijn naam is Louise Koopman, ik ben redacteur en schrijver,’ begin ik vol goede moed tegen de leerlingen die langs me heen lijken te kijken naar iets achter mij. Ik bedwing de neiging om te kijken wat zich achter mij afspeelt. ‘En ik wil jullie eerst even een vraag stellen: wie van jullie wil schrijver worden?’
Geen reactie. Een jongen vooraan, helemaal onderuitgezakt in zijn stoel, gaapt en kijkt uit het raam.
‘Niemand?’
Nog steeds geen reactie. Niemand verroert een spier.
‘Mooi, want dat is precies hoe het bij mij ging,’ zeg ik. ‘Het was nooit mijn idee om schrijver te worden.’
Ik vertel, over mijn loopbaan, over hoe ik boeken altijd leuk heb gevonden, over hoe ik van de boekhandel in de uitgeverij rolde, redacteur werd en daarna schrijver, en wat het werk van redacteur inhoudt: ‘Ik lees dus een manuscript, en dan denk ik bijvoorbeeld: dat eind, dat vind ik niet goed, want die man gaat dood maar eigenlijk vind ik dat niet logisch.’
Een meisje een vinger op: ‘Maar als die schrijver dat nou niet wil?’
Een goeie vraag.
‘Dan praten we erover, en dan zeg ik wat ik vind en dan zegt de schrijver wat hij of zij vindt, en dan kijkt hij zelf wat hij het beste vindt. De schrijver beslist uiteindelijk.’
De leerlinge knikt. Er komen niet veel vragen, maar het is wel stil in de klas.
Ik lees een verhaal voor uit mijn pas verschenen boek, Spijbelen doe je maar thuis, het verhaal van juf Trudy Coenen die lesgeeft op een zwart vmbo. Verhalen uit de praktijk. Ik probeer contact te houden met de klas. Ik weet niet of het lukt, maar ze zijn wel stil. Als het verhaal uit is, blijft het stil. Het verhaal ging over Kevin die een playstation zou krijgen van zijn moeder, dat had ze beloofd — maar het komt er niet van omdat ze ineens allemaal rekeningen moet betalen en er geen geld meer over is voor een playstation. De juf in het verhaal wil het er niet bij laten zitten. Op een bijeenkomst die ze bijwoont, chartert ze een rijke stinkerd – spreekt met hem af dat hij een playstation koopt voor Kevin, en via een slinkse truc – een schrijfwedstrijd in de klas – zorgt ze dat Kevin de playstation wint, zodat hij toch uiteindelijk zo’n ding krijgt en zonder dat het een aalmoesgebaar is.
Ik kijk de klas in. ‘Vinden jullie dit geloofwaardig?’ vraag ik.
Een stoere jongen achter in de klas (natuurlijk achterin, want iedereen zit achterin) kijkt me aan alsof ik een idiote vraag heb gesteld. Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat zou een meester nooit voor je kopen.’
‘Maar ze heeft het ook niet zelf gekocht he,’ zeg ik.
Hij blijft het twijfelachtig vinden. ‘Dat zou een meester nooit doen,’ zegt ie, zeker van zijn zaak.
Zo blijkt maar weer eens hoe ongelofelijk de werkelijkheid is.

‘Zijn er verder nog vragen?’ zeg ik.
Het blijft even stil, maar dan is er toch een leerling met een vraag: ‘Loopt het goed?’ Hij bedoelt het boek. Ook een andere leerling wil weten hoeveel er al verkocht zijn.
‘2000,’ zeg ik trots. Het is net een maand uit.
Er klinkt nog net geen hoongelach, maar het scheelt niet veel. 2000! Wat is dat nou!
‘En hoe duur is het?’ zegt een andere leerling.
Alle leerlingen veren op.
‘Wat denk je?’ zeg ik.
De bedragen vliegen door de klas. Ze gaan niet hoger dan 13 euro 50. Afwachtend kijken de leerlingen me aan. ´17,95,´ zeg ik.
Verbaasd kijken ze me aan. 17,95! Dat is duur!
´En  krijgt u dat hele bedrag?´
Nee, ik krijg niet dat hele bedrag. Ik leg uit dat een boek maken geld kost, dat er een omslag moet worden gemaakt, dat er drukkosten zijn, papierkosten. Ik laat al het werk van redacteuren en persklaarmakers en correctoren even buiten beschouwing om het niet al te gecompliceerd te maken.
´Krijgt u 8 euro?´ suggereert een leerling.
´50 procent?´
Ik schud mijn hoofd.
´20 procent?´ vraagt een ander aarzelend.
´10 procent,´ verlos ik hen uit hun lijden. Ik zeg er maar niet bij dat ik die 10 procent nog moet delen met Trudy Coenen, over wie het boek gaat.
Ongelovig kijken ze me aan.
Dan is de workshop afgelopen. De tijd is voorbij gevlogen.
De tweede groep is groter en rumoeriger, maar ook hier worden vragen gesteld. Er wordt ook gegaapt, maar dat mag, want het is ook best warm in het lokaal.

Als de workshop afgelopen is en de leerlingen het lokaal verlaten hebben haal ik opgelucht adem. Best spannend, zo’n groep pubers. Het was leuk, er werden vragen gesteld, er was gesprek. Wie weet is er inderdaad een leerling geïnspireerd geraakt.
Mij heeft het in ieder geval weer genoeg stof voor een artikel opgeleverd. Over inspiratie gesproken!
Louise Koopman

Zie www.hetcml.nl.