In Oost is sprake van ontboming. In heel Amsterdam zijn er meer bomen bijgeplant dan er zijn geveld, maar niet in Oost. Hier zijn twee keer meer bomen verdwenen dan verschenen. Dat is bijzonder, want het Amsterdamse gemeentebeleid schrijft voor dat per saldo het aantal bomen minstens gelijk moet blijven en liefst nog moet groeien. Bijvoorbeeld door bij de kap van één grote boom er meer dan een bij te planten.
De cijfers over de ontboming in Oost gaan over de eerste helft van dit jaar. Die staan in de ‘bomenboekhouding’ die de gemeente sinds vorig jaar opstelt. Maar ook na juni zijn er bomen in Oost geveld zoals de ‘Westerse levensboom’ in een achtertuin van een huis aan de Zeeburgerdijk of de sierkers in de tuin van een woning in de Cornelis Drebbelstraat.
Een boom kappen vereist enige inspanning, zeker als het om de aanvraag van de vergunning gaat. Die aanvraag bestaat uit een behoorlijke lijst met vragen zoals ‘beschrijf per houtopstand om welk soort houtopstand het gaat’, een vraag naar de omtrek van de boom ‘gemeten op 1.30 meter hoogte’ – dus de boomkapper moet ook nog met zijn meetlint aan de slag voordat de Thuja occidentalis omgezaagd kan worden – en de aanstaande kapper moet ook een foto en ‘situatietekening’ meeleveren.
Beleidsmatig is dat allemaal te begrijpen, want de Amsterdamse bomenverordening schrijft voor dat iedereen in de stad die een boom weghaalt deze ook moet compenseren. Dat kan door in de eigen achtertuin weer een nieuwe ‘houtopstand’ te planten maar dat kan ook door elders in de stad een – of meer dan een – compensatieboom neer te zetten.
Maar toch neemt volgens de bomenboekhouding het aantal bomen in Oost af. Dat kan aan foutjes in de nog maar prille boekhouding liggen, het kan ook zijn dat herplant nog even op zich laat wachten (al laat de boekhouding hierover geen misverstand bestaan – Oost, eerste helft 2020; aantal kap vergund 62, opgelegde herplant 31) of, misschien de meest voor de hand liggende verklaring, de boomkappers in Oost kunnen gewoon vellen zonder herplant.
De verleende vergunningen voor de Zeeburgerdijk en de Cornelis Drebbelstraat roepen dit vermoeden ook op. Beide kapaanvragers hebben op het aanvraagformulier in alle eerlijkheid aangegeven niet van plan te zijn een nieuwe boom te planten. Toch wordt de vergunning verleend waarin dan wel weer te lezen is dat de kapper is “verplicht om binnen drie jaar na verwijdering van de boom te herplanten om de groenwaarde te herstellen”.
Misschien houden de kapvergunners in Oost meer van mensen dan van bomen. Misschien zijn het deze ambtenaren die behoren tot de groep vergunningverleners die “zich nogal eens gevoelig tonen voor pleidooien van particulieren dat de herplantplicht i.v.m. met kap in hun privétuin te veel gevraagd is”. Zij bestaan, deze ambtenaren, althans volgens de onlangs verschenen evaluatie van het Amsterdamse bomenbeleid.
Bomenwethouder Ivens kan zulke valse sentimenten niet toestaan, vindt hij. Daarom heeft hij straffe maatregelen bedacht. Eerste: “communiceren naar de stadsdelen” dat bij kap toch echt moet worden herplant. Tweede, en die ziet er al wat vervaarlijker uit, “een concrete aanpak uitwerken voor controle bij particulieren of aan de herplantplicht is voldaan”. Die vreemde man in de achtertuin is dus misschien wel van de (geheime) bomenpolitie.