Dat Amsterdam onverminderd populair is als vestigingslocatie, is een understatement. Het aantal inwoners groeit gestaag. Aan het eind van dit jaar zijn we met 883.000 Amsterdammers en over een jaar of tien tikken we volgens de prognoses het miljoen aan. En dan rekenen we de randgemeenten van de metropool nog niet mee.
De afgelopen jaren draaiden de hijskranen op volle toeren en kon de gemeente het ene na het andere bouwrecord melden. Maar er valt nauwelijks op te bouwen tegen de enorme vraag naar woonruimte. En dan vooral betaalbare woningen. Zo trekken bijvoorbeeld kunstenaars steeds vaker weg naar plekken in de luwte van de grote stad. En pas hoorde ik dat steeds meer Amsterdamse studenten in Rotterdam wél een betaalbare kamer vinden. En dan zijn er ook nog kwalitatieve vragen, want hoewel Amsterdam een relatief jonge stad is, vergrijst de hoofdstad ook. Meer passende woningen voor senioren, het liefst in woonvormen als hofjes, zijn zeer gewenst als middel tegen moderne stedelijke kwalen als eenzaamheid. De gemeente wil hierover met woningcorporaties en marktpartijen afspraken maken.
En dan is er nog het actieplan wooncoöperaties. De gemeente ziet mogelijkheden om woningen betaalbaar te houden door te proberen meer wooncoöperaties in de stad te krijgen. Die zijn betaalbaar omdat een groep mensen als collectief geld leent voor een gebouw, waarna diezelfde mensen als bewoner aan dat collectief huur betalen. Met die inkomsten betaalt het collectief het onderhoud aan het gebouw en de schuld aan de bank af. Omdat er geen winst wordt gemaakt, kan er – simpel gezegd – tegen kostprijs gewoond worden.
En dan was er onlangs dus die intentieverklaring die de IVBN (de vereniging van institutionele beleggers) en de gemeente Amsterdam tekenden met het idee om meer woningen te bouwen voor mensen met een middeninkomen. Daar was een stevig debat aan vooraf gegaan, want de beleggers vonden dat de gemeente wel erg veel eisen stelde. Amsterdam wilde de jaarlijkse huurverhoging minimaliseren en de woningen voor altijd in het middensegment houden. Uiteindelijk kwam er, naar goed Hollands gebruik, een compromis uit waarbij beide partijen iets hebben toegegeven. De beleggers mogen de huren van de middeldure woningen gematigd laten stijgen en mogen ze na 25 jaar ook in de dure vrije sector gaan verhuren. Of verkopen.
Aan intenties van de gemeente om woningen betaalbaar te houden dus geen gebrek. Maar tegelijkertijd stelt Amsterdam dermate veel eisen aan de financiers van de gewenste nieuwe woningen, dat het aantal aangevraagde bouwvergunningen vorig jaar bijna volledig stilviel. De hoge grondprijzen, de ingewikkelde binnenstedelijke projecten, hoge bouwkosten en duurzaamheidseisen zorgen voor een flinke dip in het aantal aangevraagde vergunningen. Daardoor valt de bouw over een jaar of twee – de periode tussen vergunningaanvraag en start bouw – zo goed als stil in de stad. Beleggers hebben hun geld in het vorige jaar op andere locaties gezet en laten de hoofdstad steeds meer links liggen. Dat is slecht nieuws voor Amsterdammers.Dat de Amsterdamse woningcorporaties al eerder aangaven meer te willen bouwen, dat er (opnieuw) plannen gemaakt worden om veel meer woningen in Almere neer te zetten en die via een ov-verbinding over het IJmeer met Amsterdam te verbinden, dat beleggers de intentie hebben duizenden woningen voor middengroepen te bouwen en dat de gemeente het belangrijk vindt dat er meer wooncoöperaties en seniorenwoningen komen, is allemaal mooi natuurlijk. Maar voor een deel is het toekomstmuziek, en voor het overige geldt dat er vooral snel gehandeld moet worden om de wooncrisis in de stad te lijf te gaan. Want de intenties mogen dan mooi zijn, je kunt er niet in wonen.
Door Joost Zonneveld
Foto: Ook op Cruquiuseiland draaien de hijskranen op volle toeren, maar er valt nauwelijks op te bouwen tegen de enorme vraag.
Dit artikel is gepubliceerd in LEEF, woonmagazine van Amsterdam, editie 9.