In de serie Waarom het de Amsterdammer makkelijk maken als het ook moeilijk kan zijn er nu de gebiedsjaarverslagen. Voor Oost zijn dat er vier. Het gebiedsjaarverslag is een nieuwe loot aan de omvangrijke stam van ambtelijke producten. “Het is een terugblik op voorgaand jaar waarin inzichtelijk wordt gemaakt welke resultaten zijn behaald in het kader van de gebiedsplannen,” aldus de toelichting op de stukken die deze maand op de gemeentelijke agenda stonden.
Voor de enkeling die het systeem niet kent: Amsterdam kent 22 gebieden, 25 gebiedsagenda’s (voor de periode 2019–2022), 24 gebiedsplannen (voor elk jaar een) en nu dus 24 gebiedsverslagen (voor 2020). Daarnaast is er nog een gebiedsmonitor, maar die is niet openbaar. Dat er meer agenda’s en plannen dan gebieden zijn is mede te danken aan Oost. Officieel zijn de Indische Buurt en het Oostelijk Havengebied één gebied maar voor elk gebied is een aparte agenda opgesteld, een eigen plan gemaakt en is er dus nu ook een eerste eigen verslag. De drie andere gebieden in Oost zijn IJburg/Zeeburgereiland, Watergraafsmeer en Oud-Oost.
Zoals de gemeentelijke toelichting al aangeeft maken de gebiedsverslagen “inzichtelijk” wat er van de eerder gepresenteerde plannen voor een gebied is geworden. Daar beginnen de problemen. Elk gebiedsverslag laat per “focusopgave” en “prioriteit” zien welke concrete resultaten in het afgelopen jaar zijn behaald. Maar of die behaalde resultaten zoals die in het verslag staan ook sporen met de beloofde activiteiten zoals die in het gebiedsplan zijn aangekondigd is uit het verslag niet op te maken. Om dat te weten te komen moet het gebiedsplan ernaast worden gelegd.
Dan dient het volgende probleem zich aan. Zo kent het gebiedsplan Indische Buurt als prioriteit “een gebiedsgerichte armoede-aanpak voor de Indische Buurt opzetten”. In het plan werden hiervoor twee activiteiten aangekondigd. In het gebiedsverslag staan twee behaalde activiteiten. Plan uitgevoerd, zo lijkt het dus. Maar in het plan staat als een van de twee voorgenomen activiteiten “doorontwikkelen en digitaliseren van de lokale munt de Makkie”. In het verslag is over die Makkie niets terug te vinden. En of de twee wel behaalde resultaten iets te maken hebben met de andere beloofde activiteit (“aanval op armoede”) mag de lezer zelf bedenken.
Ander voorbeeld: in het gebiedsplan Watergraafsmeer staan bij “werk maken van duurzaamheid” twee activiteiten voor 2020 aangekondigd. In het verslag over 2020 staan vijf resultaten benoemd. Daar weten ze van aanpakken, zo lijkt het. Maar over een van de twee geplande activiteiten valt in het verslag niets te lezen en de vijf wel genoemde resultaten zouden tot die andere geplande activiteit kunnen behoren, maar duidelijk is dat niet.
In totaal kenden de vier gebiedsplannen van Oost 81 voorgenomen activiteiten. De gebiedsverslagen laten 67 resultaten zien. Verder wordt in drie van de vier verslagen voor negen onderwerpen nog aangegeven dat corona de uitvoering in de weg heeft gestaan of dat het accent in de uitvoering is verlegd. In het verslag van Oud-Oost staat hierover niets – daar heeft corona blijkbaar geen rol gespeeld.
Sinds Elsschot weten we dat tussen droom en daad ook praktische bezwaren in de weg staan. Dat er dus activiteiten niet doorgaan of dat er juist onvermoede acties tot uitvoering komen is heel herkenbaar. De voorbeelden uit de Indische Buurt en Watergraafsmeer (en er zijn er nog veel meer) laten ook zien dat het vergelijken van plannen en resultaten – voor zover al mogelijk – geen exacte wetenschap kan zijn. In stadsdeel Zuidoost denken ze daar overigens anders over. In het gebiedsverslag voor Bijlmer-Oost is te lezen dat met het werk dat in 2020 is gedaan “de voortgang van de gebiedsagenda 52,6 procent” is.