Daar ligt-ie. Aan de Herengracht in Muiden. Veerboot De Navigator. Kapitein Piet staat al op de loopplank. Dat doet hij meestal als hij passagiers verwelkomt. Op weg naar Pampus vaart hij eerst een stukje over de Vecht, dan langs de jachthavens van Muiden en vervolgens kiest hij het ‘ruime sop’ van het IJmeer. Mooi is dat, feestelijk zelfs, die steeds groter wordende schuimsnor voor de boeg van het schip, als Piet het aantal knopen flink opvoert. In het noorden doemt Pampus al op, in het westen schemert de Witte Kaap. De horizon is grijs bewolkt, maar alsof het zo moet zijn: op Pampus schijnt de zon.
Daar worden we onthaald door Niek Koning, de gids die voor het gemak de feiten meteen maar even op een rijtje zet. “Het was tijdens de Frans-Duitse oorlog,” vertelt hij, “dat de generaals van het Nederlandse leger hem begonnen te knijpen. Amsterdam moest natuurlijk verdedigd worden, maar daar waar het IJ in de Zuiderzee uitmondde, gaapte nog een onbeschermd gat. Precies bij een onder scheepslieden beruchte ondiepte – destijds ook wel Pampoois genoemd. Daar werd dus als de wiedeweerga zand gestort, zodat er een eiland ontstond. Over land maken gesproken… Op dat eiland verrees vervolgens een fort, Pampoois werd Pampus, en sindsdien maakt ‘Het Fort aan het Pampus’ de verdedigingslinie rond Amsterdam compleet.
Dat gezegd hebbende leidt Niek ons druk vertellend in drie kwartier rond. Langs voorraadkamers, door geschutsgangen en voorbij de kamer van de commandant. Zo beeldend haalt de gids de geschiedenis op, dat het zijn ademloos luisterende toehoorders weinig moeite kost zich te wanen in het manschappenverblijf tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen de soldaten hier op strozakken en onder paardendekens sliepen.
Maar voort gaat het. Via de ronde sleutelgang, naar de geschutskoepel (waar de kanonnen stonden opgesteld) en vandaar naar het buitenfort waar jonge zwaluwen nestelen die je pardoes terugbrengen naar een zorgenloze dag in de 21ste eeuw. Overigens is Fort Pampus nooit ter verdediging gebruikt. Alleen tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het in 1895 opgeleverde fort bemand door soldaten. Maar dat was dan meteen ook de laatste keer. Jawel, tussen1940 en 1945 huisden er ook nog wat verdwaalde Duitsers. Maar eigenlijk is Pampus bijna altijd slechts bewoond geweest door fortwachters.
Zo’n 100 vrijwilligers zetten zich belangeloos in voor behoud van het unieke rijksmonument. Zo ook Niek, onze gids. De vieve 83-jarige ‘oudste gids ter plaatse’ sjouwt elke vrijdag kordaat zijn groepen door het fort. Al 15 jaar. “Ik was nog maar net gepensioneerd toen een vriend zei, jij kunt wel gids worden op Pampus. Nou, en of ik dat kon. Ik heb niet voor niets bij de padvinderij gezeten.”
Niek vertelt nog veel meer. Anekdotes vooral. Hoe het kwam dat er op een zeker moment op het vasteland ruiten kapot sprongen, welke vis de manschappen aten, en waarom er in fort Pampus geen vleermuizen huizen. Wie dat ook wil weten, bezoeke het Forteiland. Met de boot van Piet en een gids als Niek. Dikke kans namelijk dat hij er ook dan is. “Zolang het kan, blijf ik het doen.”
‘Voor Pampus liggen’
De vaargeul in de Zuiderzee richting de haven van Amsterdam slibde omstreeks de Gouden Eeuw bijna helemaal dicht. De ondiepte (Pampus) was bij laag water op een geven moment alleen nog maar te ‘nemen’ via de fameuze scheepskamelen, een soort varende dokken. Maar toen ook die dreigden vast te lopen, kon het gebeuren dat zwaarbeladen VOC-schepen wel een week moesten wachten tot er weer voldoende water in de Zuiderzee was gestroomd. Tot die tijd lagen de schepen dus letterlijk ‘voor Pampus’ – een uitdrukking die nu nog wordt gebruikt voor mensen die dronken of lamlendig zijn.
Pampus is van 1 april t/m 31 oktober voor het publiek geopend (dinsdag tot en met zondag). Vanuit Muiden vaart De Navigator heen en weer, en met ingang van deze zomer kunt u vanaf IJburg naar Pampus varen met de Sailboa (woensdag t/m zondag, tot 3 oktober).