Nieuws

De speeltuin aan de Joubertstraat, en hopelijk een naam voor het pleintje

Op zondag 5 mei jongsleden introduceerde uw verslaggever op de speeltuin aan de Joubertstraat in de Transvaalbuurt, een mevrouw en een heer aan een groep belangstellenden. Zij hadden een bijzonder verhaal te vertellen over de oorlog en de Transvaalbuurt.

Op 11 januari 1943 werd Betty Sarlui geboren in de President Brandstraat, als eerste kind en dochter van twee joodse ouders, Louis en Schoontje Sarlui-Vleesdraager. Zes weken na haar geboorte wordt zij met haar ouders opgeroepen om zich te melden in de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan, ”om te werken in Polen”. Janna Wittenberg, een vriendin van haar moeder, vond werken voor een baby onzin en stelde voor om Betty in haar huis te halen, eveneens in de President Brandstraat, vlak bij de speeltuin aan het Joubertstraat. Haar biologische ouders gingen akkoord, waarna ze al snel via de Schouwburg en Westerbork naar Auschwitz werden gedeporteerd. Daar zijn ze in de zomer van 1943 vergast, net als de hele familie van Betty’s vader en vrijwel de hele familie van haar moeder. Alleen een broer en zus van die laatste hebben de oorlog overleefd.

Betty verbleef als peuter tijdens de rest van de oorlog bij Janna en Albert Wittenberg, die haar als hun eigen dochter in huis hadden gehaald. Dat was nog wel een uitdaging, want Albert Wittenberg was een Surinaamse man en Betty was blond, in tegenstelling tot de twee andere – licht getinte – kinderen van Albert en Janna. De buitenwereld dacht dat Janna was vreemdgegaan. Betty heeft bij Janna een goede onderduiktijd gehad ook al herinnert zij zich slechts flarden van die tijd omdat ze nog heel klein was. Een van die flarden betreft de speeltuin aan de Joubertstraat.

Toen duidelijk werd dat haar ouders niet meer terugkwamen bleef Betty bij Janna en haar kinderen wonen. Adoptievader Albert was er ook niet meer: die zat in het verzet maar was in 1944 gevangengenomen en afgevoerd naar Duitsland, waar hij in 1945 levend werd verbrand in een schuur, samen met duizend andere gevangenen, enkele uren voor de bevrijding.

Betty ging de eerste maanden van 1945 eens per week naar haar oom en tante, haar directe familie en de enigen die de oorlog hadden overleefd. Zij hadden een groentezaak in de Reitzstraat, dicht bij de President Brandstraat. Na vier maanden werd zij in die zaak opgehaald door een joodse meneer uit Laren, die Betty niet kende. In 1959 hebben die meneer en zijn vrouw haar officieel geadopteerd. Voor Janna Wittenberg, Betty’s onderduikmoeder, was dit dramatisch. Zij had bijna drie jaar voor Betty gezorgd alsof het haar eigen kind was en was erg op haar gesteld. Nooit meer heeft zij haar onderduikkindje teruggezien. In 1995 overlijdt Janna op 83-jarige leeftijd in het OLVG.

Nadat haar adoptieouders en oom en tante uit de Reitzstraat waren gestorven, zo’n tien jaar geleden, ging Betty op zoek naar haar onderduikfamilie, waarvan zij alleen nog de voornaam Janna kende. In 2009 kwam zij via het Stadsarchief achter de contactgegevens van haar halfzusje van destijds, Tine Gunzeln-Wittenberg. Haar halfbroer Albert Wittenberg jr. was inmiddels overleden. Tine, die Betty 64 jaar niet meer had gezien, herkende Betty aan haar ogen en was dolblij. Het contact was hersteld, maar heeft helaas niet lang mogen duren. Twee weken na de ontmoeting overleed Tine plotseling.

Dit verhaal vertelden Betty, inmiddels Mock geheten, en Tine’s zoon Willem Gunzeln op zondag 5 mei 2019 in het huisje van de speeltuin aan de Joubertstraat in de Transvaalbuurt, in het kader van de jaarlijkse Open Joodse Huizen/Huizen van Verzet, ter herdenking en in herinnering van de gevallenen. Betty’s onderduikouders Janna en Albert Wittenberg hebben in 2011 postuum de Israëlische Yad Vashem-onderscheiding gekregen op initiatief van hun onderduikdochter. Dit is de hoogste onderscheiding van de staat Israël en is voor niet-joden die belangeloos joden hebben geholpen in de oorlog. Albert Wittenbergs naam staat op twee gedenkplaten, een in de plaats Gardelegenwaar hij is overleden op 13 april 1945, en een in zijn geboorteland Suriname. Inmiddels ijvert Betty voor een Albert Leonard Wittenbergplein of -plantsoen in de nabijheid van de president Brandstraat en de speeltuin aan de Joubertstraat.

Door Ronald Smallenburg