Ik sta in de kamer van mijn dochter, en door het hoge raam kan ik de wijk goed overzien. De nieuwbouwhuizen zijn net een sterrenhemel, met al die lampen aan in de kinderkamers. Zoveel dochters en zonen als de mijne die naar bed worden gebracht, in de baarmoeder van de stad.
Ze zullen er voorgelezen worden, in die kamers, en dan is het uit.
2013 is het Jaar van het Voorlezen, dat u het weet, en op de website die ervoor is gemaakt staan een paar handige voorleestips die een paar grote mensen hebben bedacht:
– Laat elke keer als je begint met voorlezen dezelfde knuffel of handpop zien. Dan weet je kindje: ‘Ha, we gaan fijn samen een boekje bekijken.’
– Lees hetzelfde boekje een aantal keren voor. Dat biedt je kindje houvast en herkenning. Vol trots zal het al gauw meedoen, en bijvoorbeeld ‘blaffen’ nog voor je kunt vragen: ‘Wat doet het hondje?’
Ik lees mijn dochter Guus Kuijer voor, Het grote boek van Madelief. Madelief zou wel raad weten, met dat soort voorleestips. Stom gedoe van grote mensen. Volwassenen zijn vreemde wezens: ze zeggen nooit wat ze bedoelen, of bedoelen iets wat ze niet zeggen. Die kun je beter naar het eiland Ammehoela sturen. Zelfs van voorlezen begrijpen ze geen snars.
Het zijn niet de kinderen die voorgelezen willen worden, maar de ouders die willen voorlezen. Dat vinden ze heel belangrijk om te doen. Het belang ervan voor de ontwikkeling is wetenschappelijk bewezen. Het is het enige moment van de dag bovendien, dat grote mensen klein mogen zijn. Behalve misschien ’s ochtends onder de douche, of ’s avonds in de auto terug naar huis, als ze stiekem in hun neus peuteren.
Grote mensen, daar kun je beter soep van koken. Ze maken zich de hele dag zo druk op kantoor dat ze hoofdpijn krijgen, ze voeren belangrijke vergaderingen en pijnlijke gesprekken, begeven zich in ingewikkelde relaties en stouwen hun hoofd vol met gebeurtenissen en emails en agendaproblemen terwijl ze liever op een meer in Finland dreven in een boot gemaakt van een potkachel, een badkuip, een stoelpoot en een fietsketting.
Waarom doen ze dat dan niet?
Grote mensen lezen niet voor hun kinderen, die lezen voor zichzelf. Om een beetje bij te komen.
Ik was van kantoor naar huis gefietst, had het avondeten ruim gemist, maar was net op tijd om mijn dochter voor te lezen. Alles wat de dag in mijn hoofd had gestopt, kwam er door mijn oren weer uit. Maar dat zag ze niet.
Op de bedrand van mijn dochter staan drie boeken over paarden, twee over een sledehond, en de omnibus van Guus Kuijer. Die lees ik voor, mamma doet de sledehond. We zijn bijna aan het eind van Krassen in het tafelblad.
Ik moet bij haar in bed gaan liggen als ik voorlees, en de deken moet over ons heen. Het zal me benieuwen hoe lang dat nog duurt.
Ik las over Madelief en haar opa.
Ze vroeg waarom Madelief ook alweer geen vader had.
En toen was het uit.
‘Wat ga je nu doen?’ vroeg mijn dochter.
‘Het huis opruimen,’ zei ik.
‘En dan?’
‘Een stukje schrijven.’
‘Jij schrijft altijd stukjes.’
‘Dat vind ik leuk.’
‘Nee,’ zei ze. ‘Stukjes zijn stom.’